Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geconcentreerd:
  2. concentreren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geconcentreerd (Nederlands) in het Engels

geconcentreerd:

geconcentreerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geconcentreerd (ingespannen; verdiept)
    concentrated; intently; strenuous; with concentration
  2. geconcentreerd (op één punt gericht)
    concentrated; intent; with concentration
  3. geconcentreerd (van sterk gehalte)
    concentrated

Vertaal Matrix voor geconcentreerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intent bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concentrated geconcentreerd; ingespannen; op één punt gericht; van sterk gehalte; verdiept
intent geconcentreerd; op één punt gericht
strenuous geconcentreerd; ingespannen; verdiept inspannend; veeleisend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
intently geconcentreerd; ingespannen; verdiept
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
with concentration geconcentreerd; ingespannen; op één punt gericht; verdiept

Wiktionary: geconcentreerd

geconcentreerd
adjective
  1. having a high concentration of an essential or active ingredient

concentreren:

concentreren werkwoord (concentreer, concentreert, concentreerde, concentreerden, geconcentreerd)

  1. concentreren (samenbrengen; bijeenbrengen; bij elkaar brengen)
    to assemble; to unite; to bring together; to join
    • assemble werkwoord (assembles, assembled, assembling)
    • unite werkwoord (unites, united, uniting)
    • bring together werkwoord (brings together, brought together, bringing together)
    • join werkwoord (joins, joined, joining)

Conjugations for concentreren:

o.t.t.
  1. concentreer
  2. concentreert
  3. concentreert
  4. concentreren
  5. concentreren
  6. concentreren
o.v.t.
  1. concentreerde
  2. concentreerde
  3. concentreerde
  4. concentreerden
  5. concentreerden
  6. concentreerden
v.t.t.
  1. heb geconcentreerd
  2. hebt geconcentreerd
  3. heeft geconcentreerd
  4. hebben geconcentreerd
  5. hebben geconcentreerd
  6. hebben geconcentreerd
v.v.t.
  1. had geconcentreerd
  2. had geconcentreerd
  3. had geconcentreerd
  4. hadden geconcentreerd
  5. hadden geconcentreerd
  6. hadden geconcentreerd
o.t.t.t.
  1. zal concentreren
  2. zult concentreren
  3. zal concentreren
  4. zullen concentreren
  5. zullen concentreren
  6. zullen concentreren
o.v.t.t.
  1. zou concentreren
  2. zou concentreren
  3. zou concentreren
  4. zouden concentreren
  5. zouden concentreren
  6. zouden concentreren
en verder
  1. ben geconcentreerd
  2. bent geconcentreerd
  3. is geconcentreerd
  4. zijn geconcentreerd
  5. zijn geconcentreerd
  6. zijn geconcentreerd
diversen
  1. concentreer!
  2. concentreert!
  3. geconcentreerd
  4. concentrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

concentreren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. concentreren
    the focus on; the concentrate on

Vertaal Matrix voor concentreren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemble samenkomen
concentrate on concentreren
focus on concentreren
join aanvoegen; join
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assemble bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aanbrengen; aanleggen; afspreken; assembleren; bijeenkomen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; in elkaar zetten; installeren; monteren; monteren en aansluiten; plaatsen; samenkomen; samenscholen; treffen; verenigen; verzamelen
bring together bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen voegen
join bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aaneenlassen; aaneenschakelen; aansluiten; bijdoen; bijeen komen; bijsluiten; bijvoegen; binden; bundelen; combineren; deelnemen; een combinatie maken; erbij komen; erbij voegen; in de val laten lopen; knevelen; knopen; koppelen; lassen; meedoen; participeren; samenkomen; samenvoegen; strikken; toevoegen; vastbinden; vastmaken; verbinden; voegen; zich voegen
unite bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aansluiten; bijeen voegen; bijvoegen; bundelen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenbundelen; samenkoppelen; samenstromen; samenvoegen; verbinden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
join mede; mee

Wiktionary: concentreren

concentreren
verb
  1. op één plek samenbrengen
  2. zich ~ op één zaak toespitsen
concentreren
verb
  1. focus one's thought or attention
  2. approach or meet in a common center
  3. increase the strength and diminish the bulk of, as of a liquid or an ore
  4. bring to, or direct toward, a common center
  5. concentrate on