Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. gebondenheid:
  2. gebonden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gebondenheid (Nederlands) in het Engels

gebondenheid:

gebondenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de gebondenheid (het gebonden zijn; band; binding)
    the binding; the band; the bond; the thickness; the link
    • binding [the ~] zelfstandig naamwoord
    • band [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bond [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thickness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • link [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de gebondenheid (binding; band)
    the bond
    • bond [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gebondenheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn band; bende; blaaskapel; fanfare; fanfarekorps; groep jongeren; harmonie; kapel; muziekkorps; strook
binding band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn binding; boekomslag; gegevensbinding; kaft; omslag
bond band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn aansluiting; akkoord; band; bankpost; binding; bond; bondgenootschap; borg; borgtocht; cautie; connectie; federatie; garantie; liaison; liga; link; obligatie; obligatielening; onderpand; pact; pand; relatie; samenhang; securiteit; unie; verband; verbinding; verbond; verdrag; waarborg; waarborging; waarborgsom; waardepapier
link band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn OLE/DDE-koppeling; aansluiting; band; connectie; hyperlink; koppeling; liaison; lijnverbinding; link; onderling verband; relatie; samenhang; schakel; schalm; verband; verbinding
thickness band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binding binden; boekbinden; inbinden
link aansluiten; bijeen voegen; combineren; koppelen; onderling verbinden; paren; samenkoppelen; samenvoegen; van verband voorzien; verbinden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binding bindend; bindende; dwingend; streng; strikt; stringent

Verwante woorden van "gebondenheid":


gebonden:

gebonden bijvoeglijk naamwoord

  1. gebonden (niet vrij)
    restrained; committed; tied; not free
  2. gebonden
    bound
    – Limited in performance or speed; for example, an input/output-bound system is limited by the speed of its input and output devices (keyboard, disk drives, and so on), even though the processor or program is capable of performing at a higher rate. 1
    • bound bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gebonden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bound grens
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bound afgrenzen; begrenzen; van grenzen voorzien
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bound gebonden obligaat; obligatoir; onvrij; vereist; verplicht
committed gebonden; niet vrij gedwongen; geforceerd; obligaat; obligatoir; onvrij; onvrijwillig; toegewijd; vereist; verplicht
restrained gebonden; niet vrij geremd; ingehouden
tied gebonden; niet vrij gedwongen; geforceerd; onvrij; onvrijwillig; verplicht
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
not free gebonden; niet vrij

Verwante woorden van "gebonden":


Wiktionary: gebonden

gebonden
adverb
  1. music: smoothly, in a connected manner

Cross Translation:
FromToVia
gebonden concentrated; dense; thick; condensed denseépais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.

Computer vertaling door derden: