Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. geïnterneerd:
  2. interneren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geïnterneerd (Nederlands) in het Engels

geïnterneerd:

geïnterneerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geïnterneerd (gevangen genomen; gevangen; opgesloten; vastgezet)
    captured; imprisoned; detained; locked up; captive; locked in; penned up; arrested

Vertaal Matrix voor geïnterneerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
captive geïnterneerde
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
captive gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
imprisoned gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrested gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet gearresteerd
captured gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
detained gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
locked in gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
locked up gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
penned up gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet

Verwante woorden van "geïnterneerd":


geïnterneerd vorm van interneren:

interneren werkwoord (interneer, interneert, interneerde, interneerden, geïnterneerd)

  1. interneren (gevangen zetten; opsluiten; isoleren)
    to detain
    • detain werkwoord (detains, detained, detaining)

Conjugations for interneren:

o.t.t.
  1. interneer
  2. interneert
  3. interneert
  4. interneren
  5. interneren
  6. interneren
o.v.t.
  1. interneerde
  2. interneerde
  3. interneerde
  4. interneerden
  5. interneerden
  6. interneerden
v.t.t.
  1. heb geïnterneerd
  2. hebt geïnterneerd
  3. heeft geïnterneerd
  4. hebben geïnterneerd
  5. hebben geïnterneerd
  6. hebben geïnterneerd
v.v.t.
  1. had geïnterneerd
  2. had geïnterneerd
  3. had geïnterneerd
  4. hadden geïnterneerd
  5. hadden geïnterneerd
  6. hadden geïnterneerd
o.t.t.t.
  1. zal interneren
  2. zult interneren
  3. zal interneren
  4. zullen interneren
  5. zullen interneren
  6. zullen interneren
o.v.t.t.
  1. zou interneren
  2. zou interneren
  3. zou interneren
  4. zouden interneren
  5. zouden interneren
  6. zouden interneren
en verder
  1. ben geïnterneerd
  2. bent geïnterneerd
  3. is geïnterneerd
  4. zijn geïnterneerd
  5. zijn geïnterneerd
  6. zijn geïnterneerd
diversen
  1. interneer!
  2. interneert!
  3. geïnterneerd
  4. internerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor interneren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
detain gevangen zetten; interneren; isoleren; opsluiten aanhouden; arresteren; detineren; gevangen houden; gevangenhouden; gevangennemen; in de cel zetten; in hechtenis houden; inrekenen; oppakken; opsluiten; vasthouden; vastzetten

Wiktionary: interneren

interneren
verb
  1. een verplichte verblijfplaats aanwijzen
interneren
verb
  1. to imprison (transitive)