Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor garneren (Nederlands) in het Engels
garneren:
Conjugations for garneren:
o.t.t.
- garneer
- garneert
- garneert
- garneren
- garneren
- garneren
o.v.t.
- garneerde
- garneerde
- garneerde
- garneerden
- garneerden
- garneerden
v.t.t.
- heb gegarneerd
- hebt gegarneerd
- heeft gegarneerd
- hebben gegarneerd
- hebben gegarneerd
- hebben gegarneerd
v.v.t.
- had gegarneerd
- had gegarneerd
- had gegarneerd
- hadden gegarneerd
- hadden gegarneerd
- hadden gegarneerd
o.t.t.t.
- zal garneren
- zult garneren
- zal garneren
- zullen garneren
- zullen garneren
- zullen garneren
o.v.t.t.
- zou garneren
- zou garneren
- zou garneren
- zouden garneren
- zouden garneren
- zouden garneren
en verder
- is gegarneerd
- zijn gegarneerd
diversen
- garneer!
- garneert!
- gegarneerd
- garnerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor garneren:
Wiktionary: garneren
garneren
Cross Translation:
verb
-
versieren van voeding
- garneren → garnish
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• garneren | → fit out; garnish; trim; bedeck; deck; decorate; embellish; furnish; accoutre | ↔ garnir — militaire|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection. |