Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gamma (Nederlands) in het Engels

gamma:

gamma [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de gamma (spectrum; scala)
    the spectrum; the gamma; the scale; the gamut
    • spectrum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gamma [the ~] zelfstandig naamwoord
    • scale [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gamut [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de gamma (toonschaal; toonladder; ladder; octaaf)
    the octave; the musical scale; the scale
  3. de gamma (kleurenspectrum; kleurenschaal)
    the colour scale; the chromatic spectrum; the range of colouring

Vertaal Matrix voor gamma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chromatic spectrum gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint
colour scale gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum
gamma gamma; scala; spectrum
gamut gamma; scala; spectrum kleurengamma; ladder; toonladder; toonschaal
musical scale gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal
octave gamma; ladder; octaaf; toonladder; toonschaal
range of colouring gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum kleurnuance; kleurschakering; nuance; tint
scale gamma; ladder; octaaf; scala; spectrum; toonladder; toonschaal afzetting; kalkaanslag; ladder; schaal; schilfer; schub; toonladder; toonschaal
spectrum gamma; scala; spectrum ladder; toonladder; toonschaal
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
scale schaal aanpassen

Wiktionary: gamma

gamma
noun
  1. products or services sold by a business, or the business itself
  2. complete range
  3. the name of the third letter of the Greek alphabet
  4. wide, seemingly unlimited assortment
  5. assortment, varied multitude