Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fut:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fut (Nederlands) in het Engels

fut:

fut [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de fut (daadkracht; momentum; esprit; )
    the thoroughness; the energy; the momentum; the impetus; the strength; the spunk; the spirit; the jenever; the drive; the gin; the soul
    • thoroughness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • energy [the ~] zelfstandig naamwoord
    • momentum [the ~] zelfstandig naamwoord
    • impetus [the ~] zelfstandig naamwoord
    • strength [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spunk [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spirit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • jenever [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drive [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gin [the ~] zelfstandig naamwoord
    • soul [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrift; aandrijving; autorijden; dagreis; diskettestation; drift; drijfjacht; dynamiek; excursie; gang; heenrit; impuls; inrit; instinct; klopjacht; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing
energy aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust arbeidskracht; arbeidsvermogen; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
gin aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
impetus aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; impuls; prikkel; stimulans; stuwkracht; voortstuwing
jenever aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust jajem; jenever
momentum aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; impuls; prikkel; stimulans; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid
soul aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aard; geaardheid; gemoed; inborst; innerlijk; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; psyche; ziel
spirit aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust gedistilleerde drank; gestookte alcohol; innerlijk; psyche; spiritus
spunk aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
strength aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; energie; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; geweld; kracht; macht; spierkracht; sterke kant; sterke zijde; sterkte; stevigheid; vastberadenheid; vermogen
thoroughness aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; doortastendheid; gedegenheid; goede kwaliteit; grondigheid; soliditeit; stevigheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drive aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden

Verwante woorden van "fut":

  • futen

Wiktionary: fut

fut
noun
  1. de benodigde energie en zin ergens voor

Verwante vertalingen van fut