Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. frequenter:
  2. frequent:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor frequenter (Nederlands) in het Engels

frequenter:

frequenter bijvoeglijk naamwoord

  1. frequenter (vaker)
    more often; more

Vertaal Matrix voor frequenter:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
more frequenter; vaker meer
more often frequenter; vaker

Verwante woorden van "frequenter":


frequenter vorm van frequent:

frequent bijwoord

  1. frequent (dikwijls; vaak; veelvuldig; )
    frequently; often; many times

Vertaal Matrix voor frequent:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frequently dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig geregeld; met vast ritme; op vaste tijden; regelmatig; regulier; vaak; veel
many times dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig
often dikwijls; frequent; meermaals; menigmaal; regelmatig; vaak; veelvuldig doorgaans; geregeld; meestal; met vast ritme; regelmatig; vaak; veel; veelal

Verwante woorden van "frequent":

  • frequenter, frequentere, frequentst, frequentste, frequente

Wiktionary: frequent

frequent
adjective
  1. vaak voorkomend
frequent
adjective
  1. done or occurring often