Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fluimen:
  2. fluim:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fluimen (Nederlands) in het Engels

fluimen:

fluimen werkwoord (fluim, fluimt, fluimde, fluimden, gefluimd)

  1. fluimen (slijm opgeven)
    to expectorate; raise phlegm

Conjugations for fluimen:

o.t.t.
  1. fluim
  2. fluimt
  3. fluimt
  4. fluimen
  5. fluimen
  6. fluimen
o.v.t.
  1. fluimde
  2. fluimde
  3. fluimde
  4. fluimden
  5. fluimden
  6. fluimden
v.t.t.
  1. heb gefluimd
  2. hebt gefluimd
  3. heeft gefluimd
  4. hebben gefluimd
  5. hebben gefluimd
  6. hebben gefluimd
v.v.t.
  1. had gefluimd
  2. had gefluimd
  3. had gefluimd
  4. hadden gefluimd
  5. hadden gefluimd
  6. hadden gefluimd
o.t.t.t.
  1. zal fluimen
  2. zult fluimen
  3. zal fluimen
  4. zullen fluimen
  5. zullen fluimen
  6. zullen fluimen
o.v.t.t.
  1. zou fluimen
  2. zou fluimen
  3. zou fluimen
  4. zouden fluimen
  5. zouden fluimen
  6. zouden fluimen
diversen
  1. fluim!
  2. fluimt!
  3. gefluimd
  4. fluimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fluimen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de fluimen (rochels; kwatten)
    the expectorates; the phlegms

Vertaal Matrix voor fluimen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expectorates fluimen; kwatten; rochels
phlegms fluimen; kwatten; rochels
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
expectorate fluimen; slijm opgeven slijm opgeven
raise phlegm fluimen; slijm opgeven

Verwante woorden van "fluimen":


fluim:

fluim [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de fluim (rochel; kwat)
    the phlegm; the gob; the lump of spit; the spit
    • phlegm [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gob [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lump of spit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • spit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fluim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gob fluim; kwat; rochel
lump of spit fluim; kwat; rochel
phlegm fluim; kwat; rochel flegma
spit fluim; kwat; rochel kwijl; speeksel; spog; spuug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spit spugen; spuwen

Verwante woorden van "fluim":


Wiktionary: fluim

fluim
noun
  1. vocht dat in de mond vloeit uit de speekselklieren
fluim
noun
  1. sputum
  2. slang: saliva or phlegm

Cross Translation:
FromToVia
fluim spit; spittle crachatsalive ou pituite ou toute autre mucosité qu’on projeter par la bouche.