Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cringing
|
|
kruiperij; strooplikkerij
|
dim
|
|
deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht
|
faint
|
|
bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dim
|
|
bedoezelen; dimmen
|
faint
|
|
flauwvallen; in katzwijm vallen; wegraken; zwijmelen
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
abject
|
flauw; laf; zonder zout; zoutloos
|
|
bland
|
bleek; flauw; flets; laf; verschoten; zonder zout; zoutloos
|
charmant; genegenheid opwekkend; innemend; karakterloos; minzaam; poeslief; slap; smakeloos; stijlloos; zonder karakter
|
blurred
|
flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
|
beneveld; bot; mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; onscherp; troebel; vaag; vaag zichtbaar; vervaagd; wazig; weggezakt in het geheugen
|
corny
|
flauw; melig
|
achterlijk; oubollig; smakeloos; stijlloos
|
craven
|
flauw; laf; zonder zout; zoutloos
|
|
cringing
|
flauw; laf; zonder zout; zoutloos
|
kruiperig
|
dim
|
bleek; flauw; flets; laf; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos
|
schemerachtig; schemerig; schimmig
|
faded
|
bleek; flauw; flets; verschoten
|
verdord; verlept; verwelkt
|
faint
|
bleek; flauw; flauwtjes; flets; laf; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
|
afgedempt; bleekjes; gedempt; halfluid; niet helder; onduidelijk; pips; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; wee; ziekelijk; zwak
|
hazy
|
flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
|
beneveld; dampachtig; dampig; heiig; mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; troebel; vaag; vaag zichtbaar; wazig
|
lurid
|
bleek; flauw; flets; verschoten
|
|
misty
|
flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
|
beneveld; beslagen; dampachtig; dampig; dof; glansloos; mat; mistig; nevelachtig; nevelig; onhelder; troebel; vaag; vaag zichtbaar; wazig
|
pale
|
bleek; flauw; flets; verschoten
|
blank; bleek; bleek van gelaatskleur; bleekjes; flets; kleurloos; ongekleurd; pips; slap; slapjes; wee; wit; wit van huidskleur; ziekelijk; zwak
|
sallow
|
bleek; flauw; flets; verschoten
|
bevlekt; vlekkig
|
tasteless
|
flauw; smakeloos; zonder smaak
|
smakeloos; stijlloos; zouteloos
|
unclear
|
flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
|
buiten gebruik; defect; niet doorzichtig; ondoorzichtig; onduidelijk; onklaar; onoverzichtelijk; stuk; wollig
|
undefinable
|
flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
|
|
unsavory
|
flauw; smakeloos; zonder smaak
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; onappetijtelijk; onfris; onsmakelijk; onverkwikkelijk; plat; platvloers; schunnig; stuitend; triviaal; vunzig; walgelijk; zouteloos
|
unsavoury
|
flauw; smakeloos; zonder smaak
|
banaal; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; onappetijtelijk; onfris; onsmakelijk; onverkwikkelijk; plat; platvloers; schunnig; stuitend; triviaal; vunzig; walgelijk; zouteloos
|
vague
|
flauw; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; vaag; vagelijk; wazig
|
niet helder; onbepaald; onbestemd; onduidelijk; vaag; vaag zichtbaar; verward; wazig; wollig
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cowardly
|
flauw; laf; zonder zout; zoutloos
|
|
saltless
|
flauw; laf; zonder zout; zoutloos
|
zouteloos
|
washed out
|
bleek; flauw; flets; verschoten
|
blank; bleek; futloos; lamlendig; lusteloos; mat; pips; slap; wit; wit van huidskleur
|