Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. feestdag:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor feestdag (Nederlands) in het Engels

feestdag:

feestdag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de feestdag (jaarfeest)
    the anniversary
  2. de feestdag
    the public holiday

Vertaal Matrix voor feestdag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anniversary feestdag; jaarfeest jubileum; lustrumfeest; verjaardag; verjaring
public holiday feestdag

Verwante woorden van "feestdag":


Wiktionary: feestdag

feestdag
noun
  1. day declared free from work by the government
  2. day on which a festival, etc, is traditionally observed

Cross Translation:
FromToVia
feestdag holiday Feiertag — Ein vom Alltag besonders abgesetzter Tag, der dem Gedenken an eine Ereignis, eine Person oder einen besonderen Umstand gewidmet ist