Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. etiketten:
  2. etiket:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor etiketten (Nederlands) in het Engels

etiketten:

etiketten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de etiketten (labels)
    the labels; the stickers
    • labels [the ~] zelfstandig naamwoord
    • stickers [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de etiketten (prijskaartjes)
    the labels; the price tags

Vertaal Matrix voor etiketten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
labels etiketten; labels; prijskaartjes
price tags etiketten; prijskaartjes
stickers etiketten; labels aanplakkers; plakkers; plakkertjes; plakplaatjes; stickers

Verwante woorden van "etiketten":


etiket:

etiket [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het etiket (sticker; label; plakker; plakkertje)
    the adhesive label; the sticker; the tag; the paster; the ticket
    • adhesive label [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sticker [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tag [the ~] zelfstandig naamwoord
    • paster [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ticket [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het etiket (iemand kenmerken; kenmerk; kenteken)
    the identification mark; the mark; the characterizing someone

Vertaal Matrix voor etiket:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adhesive label etiket; label; plakker; plakkertje; sticker
characterizing someone etiket; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken
identification mark etiket; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken brandteken; herkenningsteken
mark etiket; iemand kenmerken; kenmerk; kenteken beoordelingscijfer; cijfer; doelschijf; eigenschap; herkenningsteken; kenmerk; kenteken; litteken; merk; merkteken; onderscheidingsteken; punt; rapportcijfer; schietschijf; schoolcijfer
paster etiket; label; plakker; plakkertje; sticker
sticker etiket; label; plakker; plakkertje; sticker aanplakker; plakker
tag etiket; label; plakker; plakkertje; sticker code; draai; kink; knoop; krijgertje; kronkel; label; lus; lusvormige kromming; notitiemarkering; ophanglus; tag; tikkertje
ticket etiket; label; plakker; plakkertje; sticker bekeuring; bewijs van ontvangst; boete; bon; entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; reisbiljet; reçu; spoorkaartje; ticket; toegangsbewijs
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mark aankruisen; aanstrepen; afvinken; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; tekenen; typeren; van stigma's voorzien; vinken
tag aanroeren; aanstippen; een melding geven; etiketteren; even aanraken; taggen

Verwante woorden van "etiket":


Wiktionary: etiket

etiket
verb
  1. put a ticket or sign on
noun
  1. name categorising someone as part of a group
  2. small ticket or sign giving information
  3. small label

Cross Translation:
FromToVia
etiket label Etikett — Hinweisschild auf Markenartikeln, das vor allem über die Marke oder das gekennzeichnete Produkt selbst informiert
etiket sticker autocollantvignette dont une des faces est enduite d'une substance adhésif.
etiket label; sticker étiquette — identification d'un produit, d'une personne