Nederlands
Uitgebreide vertaling voor escaleren (Nederlands) in het Engels
escaleren:
-
escaleren (uit de hand lopen)
Conjugations for escaleren:
o.t.t.
- escaleert
- escaleren
o.v.t.
- escaleerde
- escaleerden
v.t.t.
- is geëscaleerd
- zijn geëscaleerd
v.v.t.
- was geëscaleerd
- waren geëscaleerd
o.t.t.t.
- zal escaleren
- zullen escaleren
o.v.t.t.
- zou escaleren
- zouden escaleren
diversen
- geëscaleerd
- escalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor escaleren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
snowball | sneeuwbal | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
escalate | escaleren; uit de hand lopen | |
snowball | escaleren; uit de hand lopen |