Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. effenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor effenend (Nederlands) in het Engels

effenend vorm van effenen:

effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)

  1. effenen (gladmaken; egaliseren; gelijkmaken)
    egalize; to smooth; to even
    • egalize werkwoord
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
    • even werkwoord (evens, evened, evening)
    to polish
    – make (a surface) shine 1
    • polish werkwoord (polishes, polished, polishing)
      • polish my shoes1
  2. effenen (platmaken; afplatten)
    to flatten; to smooth; to level
    • flatten werkwoord (flattens, flattened, flattening)
    • smooth werkwoord (smooths, smoothed, smoothing)
    • level werkwoord (levels, levelled, levelling)
  3. effenen (vereffenen; egaliseren)
    to settle
    • settle werkwoord (settles, settled, settling)

Conjugations for effenen:

o.t.t.
  1. effen
  2. effent
  3. effent
  4. effenen
  5. effenen
  6. effenen
o.v.t.
  1. effende
  2. effende
  3. effende
  4. effenden
  5. effenden
  6. effenden
v.t.t.
  1. heb geëffend
  2. hebt geëffend
  3. heeft geëffend
  4. hebben geëffend
  5. hebben geëffend
  6. hebben geëffend
v.v.t.
  1. had geëffend
  2. had geëffend
  3. had geëffend
  4. hadden geëffend
  5. hadden geëffend
  6. hadden geëffend
o.t.t.t.
  1. zal effenen
  2. zult effenen
  3. zal effenen
  4. zullen effenen
  5. zullen effenen
  6. zullen effenen
o.v.t.t.
  1. zou effenen
  2. zou effenen
  3. zou effenen
  4. zouden effenen
  5. zouden effenen
  6. zouden effenen
en verder
  1. is geëffend
  2. zijn geëffend
diversen
  1. effen!
  2. effent!
  3. geëffend
  4. effenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor effenen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level afgraven; afgraving; dimensieniveau; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; niveau; peil; plan; stand; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
polish glans; glanslaag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
egalize effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
even effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
flatten afplatten; effenen; platmaken fijndrukken; platdrukken; platmaken; platstampen; platwalsen; pletten; uitdeuken; uitkloppen
level afplatten; effenen; platmaken gelijk trekken; gelijkmaken; nivelleren; vereffenen; verrekenen; vlak maken
polish effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; polijsten; politoeren; wrijven
settle effenen; egaliseren; vereffenen aanzuiveren; afdoen; afhandelen; beslechten; betalen; bezinken; bijleggen; genoegdoen; goedmaken; koloniseren; nabetalen; neerstrijken; plaatsnemen; regelen; rekening betalen; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; schikken; settelen; twist uit de weg ruimen; vereffenen; verrekenen; verzoenen; vestigen; voldoen; zich nestelen; zich vestigen
smooth afplatten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; platmaken gelijkmaken; nivelleren; politoeren; raspen; schaven; schuren; vlak maken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
level effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit; waterpas
smooth effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; obsceen; plat; rimpelloos; schuin; smeuïg; strak; stromend; vies; vlak; vlakuit; vliedend; vloeiend; vlot; vunzig; zedeloos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
even daarnet; effen; egaal; even; gelijk; geslepen; glad; juist; net; pas; plat; quitte; strak; van getal; vlak; vlakuit; zelfs; zojuist; zonet

Wiktionary: effenen

effenen
verb
  1. gelijk of vlak maken
effenen
verb
  1. to smoothen a surface