Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dwingen (Nederlands) in het Engels
dwingen:
Conjugations for dwingen:
o.t.t.
- dwing
- dwingt
- dwingt
- dwingen
- dwingen
- dwingen
o.v.t.
- dwong
- dwong
- dwong
- dwongen
- dwongen
- dwongen
v.t.t.
- heb gedwongen
- hebt gedwongen
- heeft gedwongen
- hebben gedwongen
- hebben gedwongen
- hebben gedwongen
v.v.t.
- had gedwongen
- had gedwongen
- had gedwongen
- hadden gedwongen
- hadden gedwongen
- hadden gedwongen
o.t.t.t.
- zal dwingen
- zult dwingen
- zal dwingen
- zullen dwingen
- zullen dwingen
- zullen dwingen
o.v.t.t.
- zou dwingen
- zou dwingen
- zou dwingen
- zouden dwingen
- zouden dwingen
- zouden dwingen
en verder
- ben gedwongen
- bent gedwongen
- is gedwongen
- zijn gedwongen
- zijn gedwongen
- zijn gedwongen
diversen
- dwing!
- dwingt!
- gedwongen
- dwingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor dwingen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
force | aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
coerce | dwingen; forceren | |
compel | dwingen; dwingen te doen; forceren | noodzaken tot |
enforce | afdwingen; dwingen; forceren | aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; toepassen |
force | dwingen; dwingen te doen; forceren | bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren |
oblige | dwingen; dwingen te doen; forceren | gerieven; noodzaken tot; verplichten |
oblige to | dwingen; dwingen te doen | noodzaken tot |
Verwante definities voor "dwingen":
Wiktionary: dwingen
dwingen
dwingen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dwingen | → force; get by force; enforce | ↔ erzwingen — etwas (von jemandem) mit Zwang oder psychischem Druck erreichen |
• dwingen | → force; compel | ↔ zwingen — mit Gewalt zu etwas bringen |
• dwingen | → impose; impose upon; force; coerce; thrust; assert; put on; apply; tax; mandate; necessitate; oblige; inflict | ↔ imposer — Traductions à trier suivant le sens |