Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cross-grained
|
|
dwarsdrijver; dwarskop; dwarsligger
|
crossways
|
|
aftakking; driesprong; kruising; kruising van straten; kruispunt; splitsing; vertakking; wegkruising; wegsplitsing
|
leaning
|
|
leunen
|
recalcitrant
|
|
weigeraar
|
skew
|
|
asymmetrisch; scheef
|
slanting
|
|
flauw hellend aflopend; glooien
|
sloping
|
|
flauw hellend aflopend; glooien
|
tough
|
|
woesteling
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skew
|
|
loensen; scheeftrekken
|
tedious
|
|
etteren; vervelend doen
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
boring
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
afgezaagd; afstompend; eentonig; ellendig; geestdodend; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; melig; monotoon; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; stom; stomvervelend; suf; taai; vervelend; zonder afleiding
|
crooked
|
dwars; scheef; schuin
|
gebogen; gekromd; krom; scheefgegroeid
|
cross-grained
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt
|
dull
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
achterlijk; afgestompt; afgezaagd; afstompend; beslagen; bleekrood; bot; breinloos; daas; dof; dom; duf; eentonig; ellendig; flets; geestdodend; geesteloos; glansloos; grauw; hersenloos; idioot; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mat; melig; mistroostig; monotoon; niet helder; niet uitbundig; onbenullig; ongeanimeerd; onnozel; onscherp; onverstandig; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; smakeloos; soezerig; somber; stijlloos; stom; stompzinnig; stupide; suf; taai; triest; troosteloos; vaalrood; verstandeloos; versuft; vervelend; vreugdeloos; zonder afleiding; zouteloos
|
grumpy
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aangebrand; brommerig; brommmerig; chagrijnig; gemelijk; gevoelig; humeurig; knorrig; korzelig; lichtgeraakt; mopperig; nors; nukkig; nurks; sikkeneurig; slecht gehumeurd; stuurs; wrevelig
|
headstrong
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; hardleers; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverzettelijk; onwrikbaar; stijfhoofdig; stijfkoppig
|
heady
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
|
leaning
|
dwars; scheef; schuin
|
hellend; schuin aflopend; steil
|
leathery
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
lederachtig; leerachtig
|
lopsided
|
dwars; scheef; schuin
|
hellend; schuin aflopend; steil
|
mindless
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
daas; dof; dom; geesteloos; langdradig; mat; nutteloos; onverstandig; onzinnig; saai; soezerig; stom; suf; taai; versuft; zinloos; zonder afleiding
|
oblique
|
dwars; scheef; schuin
|
hellend; schuin aflopend; steil
|
obstinate
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverzettelijk; onwillig; onwrikbaar; rebellerend; recalcitrant; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; tegendraads; weerbarstig; weerspannig
|
persevering
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aanhoudend; hardnekkig; voortdurend
|
persistent
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aanhoudend; aldoor; almaar; altijddurend; constant; continue; de hele tijd; doorlopend; eeuwig; gedurig; hardnekkig; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; steeds; telkens; uithoudend; vasthoudend; verdragend; volhardend; voortdurend
|
rebellious
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
baanbrekend; oproerig; opstandig; rebels; recalcitrant; revolutionair; stijfhoofdig
|
recalcitrant
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
bokkig; haatdragend; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; opstandig; rebellerend; recalcitrant; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; verbeten
|
refractory
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
|
skew
|
dwars; scheef; schuin
|
|
slanting
|
dwars; scheef; schuin
|
hellend; schuin aflopend; steil
|
sloping
|
dwars; scheef; schuin
|
afhellend; aflopend; flauw hellend; glooiend; hellend; schuin aflopend; steil
|
stern
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aangebrand; gestreng; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt; niet toegevend; onbuigzaam; onverzettelijk; star; stijfkoppig; strak; streng; stug; taai; verstard
|
stubborn
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwrikbaar; opstandig; recalcitrant; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; weerbarstig
|
stupefied
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
daas; dof; geesteloos; mat; met de mond vol tanden; met open mond; soezerig; sprakeloos; suf; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verdoofd; verstomd; versuft; verwonderd
|
sullen
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aangebrand; chagrijnig; gemelijk; gevoelig; grimmig; humeurig; knorrig; korzelig; lichtgeraakt; nors; nurks; stuurs; verbeten; wrevelig
|
surly
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
aangebrand; bokkig; chagrijnig; gemelijk; gevoelig; humeurig; knorrig; korzelig; lichtgeraakt; nors; nurks; stuurs; wrevelig
|
tacky
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
rubberachtig
|
tedious
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
afgezaagd; breedsprakig; breedvoerig; eentonig; langdradig; monotoon; omslachtig; omstandig; saai; slaapverwekkend; suf; taai; uitgebreid; uitvoerig; vervelend; wijdlopig; zonder afleiding
|
tenacious
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
volhoudend
|
tough
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
bezwaarlijk; doortastend; drastisch; ferm; flink; krachtdadig; krachtig; lastig; met bezwaren; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; pezig; sterk; stijfjes; stoer; zenig; zwaar
|
unrelenting
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
unyielding
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
onbuigzaam; ontoegefelijk; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
viscous
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
rubberachtig; stroopachtig; stroperig; taai-vloeibaar; viskeus
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
across
|
dwars; kruiselings; overdwars
|
tegenovergelegen; tegenoverliggend
|
crossways
|
dwars; kruiselings; overdwars
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crosswise
|
dwars; kruiselings; overdwars
|
|
pig-headed
|
bokkig; dwars; koppig; stijfhoofdig; weerbarstig; weerspannig
|
eigenwijs; eigenzinnig; hardhoofdig; hardleers
|