Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dribbelen (Nederlands) in het Engels
dribbelen:
-
dribbelen (dribbelen met de bal)
Conjugations for dribbelen:
o.t.t.
- dribbel
- dribbelt
- dribbelt
- dribbelen
- dribbelen
- dribbelen
o.v.t.
- dribbelde
- dribbelde
- dribbelde
- dribbelden
- dribbelden
- dribbelden
v.t.t.
- heb gedribbeld
- hebt gedribbeld
- heeft gedribbeld
- hebben gedribbeld
- hebben gedribbeld
- hebben gedribbeld
v.v.t.
- had gedribbeld
- had gedribbeld
- had gedribbeld
- hadden gedribbeld
- hadden gedribbeld
- hadden gedribbeld
o.t.t.t.
- zal dribbelen
- zult dribbelen
- zal dribbelen
- zullen dribbelen
- zullen dribbelen
- zullen dribbelen
o.v.t.t.
- zou dribbelen
- zou dribbelen
- zou dribbelen
- zouden dribbelen
- zouden dribbelen
- zouden dribbelen
diversen
- dribbel!
- dribbelt!
- gedribbeld
- dribbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor dribbelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dribble | dribbelen; dribbelen met de bal | afdruipen; afdruppelen; kwijlen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken; zeveren |