Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
argument
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
argument; beredenering; botsing; conflict; gedachtegang; onenigheid; onmin; onvrede; pleidooi; redenering; ruzie; tegenbetoog; twist
|
association
|
dispuut; verenigingsdispuut
|
aaneensluiting; aansluiting; akkoord; ambachtsgilde; associatie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; club; coalitie; compagnonschap; connectie; deelgenootschap; federatie; genootschap; gezelschap; gilde; koppeling; liaison; liga; link; orde; organisatie; pact; relatie; samenhang; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; verband; verbinding; verbond; verdrag; vereniging
|
battle of words
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
|
debate
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
debat; discussie; gedachtenverandering; gedachtewisseling
|
debating society
|
dispuut; verenigingsdispuut
|
|
difference of opinion
|
dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
|
botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist
|
disagreement
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
botsing; conflict; geschil; onenigheid; onmin; onvrede; ruzie; twist
|
disputation
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
|
dispute
|
debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
aanvechten; bestrijden; betwisten; botsing; conflict; geschil; onenigheid; ruzie; twist
|
quarrel
|
debat; dispuut; geschil; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
botsing; conflict; geschil; kwestie; onenigheid; ruzie; twist
|
row
|
dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
|
aaneenschakeling; botsing; colonne; conflict; cyclus; file; gelid; keten; ketting; onenigheid; record; reeks; rij; rijtje; roeitochtje; ruzie; serie; snoer; stennis; twist
|
society
|
dispuut; verenigingsdispuut
|
ambachtsgilde; bond; broederschap; club; genootschap; gezelschap; gilde; maatschappij; orde; organisatie; samenleving; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
|
squabble
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
geschil; kwestie; ruzie; twist
|
twist
|
dispuut; meningsverschil; onenigheid; woordenwisseling
|
draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming
|
verbal dispute
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
|
verbal duel
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
|
verbal sword-play
|
debat; dispuut; geschil; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
|
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
debate
|
|
bakkeleien; bekvechten; debatteren; discussiëren; hakketakken; ruzieën; twisten
|
dispute
|
|
aanvechten; argumenteren; bakkeleien; bekvechten; bestrijden; betwisten; disputeren; hakketakken; redetwisten; ruzieën; twisten
|
quarrel
|
|
bakkeleien; bekampen; bekvechten; bestrijden; bevechten; hakketakken; in onmin geraken; kiften; kijven; knokken; krakelen; matten; ruzie maken; ruzieën; ruziën; strijden; twisten; vechten
|
row
|
|
roeien
|
squabble
|
|
kibbelen; kiften
|
twist
|
|
bakkeleien; bekvechten; draaien; hakketakken; iets omdraaien; kantelen; omkeren; rollen; ronddraaien; roteren; ruzieën; twisten; verwringen; wentelen; zich wringen
|