Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. dik:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dikst (Nederlands) in het Engels

dik:

dik bijvoeglijk naamwoord

  1. dik (gezet; zwaarlijvig; corpulent; lijvig)
    obese; stout
    • obese bijvoeglijk naamwoord
    • stout bijvoeglijk naamwoord
  2. dik (zwaar van lijf; lijvig; vet)
    bulky; sizeable
  3. dik
    bulky
    • bulky bijvoeglijk naamwoord
    thick
    – not thin; of a specific thickness or of relatively great extent from one surface to the opposite usually in the smallest of the three solid dimensions 1
    • thick bijvoeglijk naamwoord
      • an inch thick1
      • a thick board1
      • a thick sandwich1
      • spread a thick layer of butter1
      • thick coating of dust1
      • thick warm blankets1

dik [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het dik (droesem; drab; grondsop; )
    the sludge; the muck; the sediment; the dregs; the lees
    • sludge [the ~] zelfstandig naamwoord
    • muck [the ~] zelfstandig naamwoord
    • sediment [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dregs [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lees [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dik:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dregs bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; neerslag; residu; sediment; uitvaagsel; zetsel
lees bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; neerslag; residu; sediment; zetsel
muck bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel bezinksels; drab; morsigheid; neerslag; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
sediment bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; hemelwater; koffiedik; neerslag; prut; regen; residu; sediment; zetsel
sludge bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drek; droesem; grondsop; neerslag; prut; residu; sediment; smurrie; zetsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
muck modderen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bulky dik; lijvig; vet; zwaar van lijf
obese corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig vetlijvig
sizeable dik; lijvig; vet; zwaar van lijf
stout corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig degelijk; doortastend; drastisch; ferm; fiks; flink; fors; krachtdadig; krachtig; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; vetlijvig
thick dik
- corpulent; dicht; ruim; zwaarlijvig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
muck kliederig; knoeierig; morsig; vuil

Verwante woorden van "dik":


Synoniemen voor "dik":


Antoniemen van "dik":


Verwante definities voor "dik":

  1. erg breed of met een grote omvang2
    • mijn zus is de laatste tijd erg dik2
  2. zonder veel tussenruimte2
    • zij heeft een dikke bos haar2
  3. weinig vloeibaar2
    • de saus is dik2
  4. niet precies, maar met iets erbij2
    • je krijgt een dikke tien!2

Wiktionary: dik

dik
adjective
  1. een naar verhouding grote dwarsdoorsnede hebbend
  2. de genoemde dwarsdoorsnede hebbend
  3. een naar verhouding grote lichaamsomvang hebbend
  4. ruim
  5. hecht
  6. nauw aaneengesloten
  7. weinig vloeibaar
adverb
  1. op dikke wijze
  2. op overtuigende wijze
dik
adjective
  1. thick
  2. carrying a larger than normal amount of fat on one's body
  3. thick in a vertical direction
  4. large in size, mass, or volume
  5. plump
  6. relatively great in extent from one surface to another
  7. heavy in build
  8. having a viscous consistency
  9. friendly, intimate
adverb
  1. in a thick manner
  2. thickly

Cross Translation:
FromToVia
dik concentrated; dense; thick; condensed denseépais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.
dik great; big; bold; corpulent; fat; thick; stout gros — Qui a beaucoup de circonférence ou de volume.
dik bold; corpulent; fat; stout épais — Qui a une certaine mesure dans la dimension transversale.