Dikheid in het Engels vertaald uit het Nederlands

Remove Ads

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

dikheid:
- fatness
dik:
- obese; stout; bulky; sizeable; thick
- sludge; muck; sediment; dregs; lees
Wiktionary:
- dik → thick, fat, deep, bulky, round
- dik → thickly, mightily, thick
- dik → concentrated, dense, thick, condensed, great, big, bold, corpulent, fat, stout

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dikheid (Nederlands) in het Engels

dikheid:

dikheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de dikheid
the fatness
- fatness [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dikheid:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fatness	dikheid

Verwante woorden van "dikheid":

dik:

dik bijvoeglijk naamwoord

dik (gezet; zwaarlijvig; corpulent; lijvig)
obese; stout
- obese bijvoeglijk naamwoord
- stout bijvoeglijk naamwoord
dik (zwaar van lijf; lijvig; vet)
bulky; sizeable
- bulky bijvoeglijk naamwoord
- sizeable bijvoeglijk naamwoord
dik
bulky
- bulky bijvoeglijk naamwoord
thick
– not thin; of a specific thickness or of relatively great extent from one surface to the opposite usually in the smallest of the three solid dimensions ¹
- thick bijvoeglijk naamwoord
  - an inch thick¹
  - a thick board¹
  - a thick sandwich¹
  - spread a thick layer of butter¹
  - thick coating of dust¹
  - thick warm blankets¹

dik [het ~] zelfstandig naamwoord

het dik (droesem; drab; grondsop; moer; bezinksel; zetsel)
the sludge; the muck; the sediment; the dregs; the lees
- sludge [the ~] zelfstandig naamwoord
- muck [the ~] zelfstandig naamwoord
- sediment [the ~] zelfstandig naamwoord
- dregs [the ~] zelfstandig naamwoord
- lees [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dik:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dregs	bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel	afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; neerslag; residu; sediment; uitvaagsel; zetsel
lees	bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel	afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; neerslag; residu; sediment; zetsel
muck	bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel	bezinksels; drab; morsigheid; neerslag; slonzigheid; smeerlapperij; smerigheid; viespeukerij; viezigheid; vuil; vuilheid; vuiligheid; zwijnenboel
sediment	bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel	afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drab; droesem; grondsop; grondsoppen; hemelwater; koffiedik; neerslag; prut; regen; residu; sediment; zetsel
sludge	bezinksel; dik; drab; droesem; grondsop; moer; zetsel	afzetsel; bezinksel; bezinksels; depot; drek; droesem; grondsop; neerslag; prut; residu; sediment; smurrie; zetsel
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
muck		modderen
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bulky	dik; lijvig; vet; zwaar van lijf
obese	corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig	vetlijvig
sizeable	dik; lijvig; vet; zwaar van lijf
stout	corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig	degelijk; doortastend; drastisch; ferm; fiks; flink; fors; krachtdadig; krachtig; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; vetlijvig
thick	dik
-	corpulent; dicht; ruim; zwaarlijvig
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
muck		kliederig; knoeierig; morsig; vuil

Verwante woorden van "dik":

dikheid, dikken, dikst, dikste

Synoniemen voor "dik":

Antoniemen van "dik":

dun; mager; spaarzaam; zuinig

Verwante definities voor "dik":

erg breed of met een grote omvang²
- mijn zus is de laatste tijd erg dik²
zonder veel tussenruimte²
- zij heeft een dikke bos haar²
weinig vloeibaar²
- de saus is dik²
niet precies, maar met iets erbij²
- je krijgt een dikke tien!²

Wiktionary: dik

dik

adjective

een naar verhouding grote dwarsdoorsnede hebbend
- dik → thick
de genoemde dwarsdoorsnede hebbend
- dik → thick
een naar verhouding grote lichaamsomvang hebbend
- dik → fat
ruim
- dik → thick
hecht
- dik → thick
nauw aaneengesloten
- dik → thick
weinig vloeibaar
- dik → thick

adverb

op dikke wijze
- dik → thickly
op overtuigende wijze
- dik → mightily

dik

adjective

thick
- fat → dik; gezet; corpulent
carrying a larger than normal amount of fat on one's body
- fat → gezet; corpulent; volslank; vet; dik
thick in a vertical direction
- deep → dik
large in size, mass, or volume
- bulky → lijvig; omvangrijk; dik
plump
- round → dik; mollig; rond
relatively great in extent from one surface to another
- thick → dik; dikke
heavy in build
- thick → dik; dikke; gezet; gezette
having a viscous consistency
- thick → dik; dikke
friendly, intimate
- thick → dik; dikke

adverb

in a thick manner
- thick → dik
thickly
- thick → dik

Cross Translation:

From	To	Via
• dik	→ concentrated; dense; thick; condensed	↔ dense — épais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.
• dik	→ great; big; bold; corpulent; fat; thick; stout	↔ gros — Qui a beaucoup de circonférence ou de volume.
• dik	→ bold; corpulent; fat; stout	↔ épais — Qui a une certaine mesure dans la dimension transversale.

Remove Ads

Vertaal dikheid van Nederlands naar Engels

Uitgebreide vertaling voor dikheid (Nederlands) in het Engels

dikheid:

dikheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

de dikheid

Vertaal Matrix voor dikheid:

Verwante woorden van "dikheid":

dik:

dik bijvoeglijk naamwoord

dik (gezet; zwaarlijvig; corpulent; lijvig)

dik (zwaar van lijf; lijvig; vet)

dik

dik [het ~] zelfstandig naamwoord

het dik (droesem; drab; grondsop; moer; bezinksel; zetsel)

Vertaal Matrix voor dik:

Verwante woorden van "dik":

Synoniemen voor "dik":

Antoniemen van "dik":

Verwante definities voor "dik":

Wiktionary: dik