Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. casus:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor casus (Nederlands) in het Engels

casus:

casus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de casus (geval; kwestie)
    the case
    • case [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor casus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
case casus; geval; kwestie aangelegenheid; aanvraag; affaire; behuizing; contract; doos; etui; foedraal; geding; geval; issue; kist; kistje; koker; kokervormig doosje; krat; kratje; kwestie; la; lade; naamval; pennendoosje; pennenkoker; probleem; procedure; proces; proefpersoon; punt; rechtsgeding; rechtszaak; schuifla; schuiflade; taak; vraagstuk; zaak

Verwante woorden van "casus":

  • casussen

Wiktionary: casus

casus
noun
  1. een naamval
  2. concrete voorbeeld(en) van iets in de praktijk, vooral gebruikt in wetenschappelijke uitleg en cursussen
casus
noun
  1. grammar: specific inflection

Cross Translation:
FromToVia
casus case KasusLinguistik: grammatische Kategorie der Deklination von Substantiven, Adjektiven, Pronomen und Artikel
casus occurrence; incident; case Kasusbildungssprachlich, selten: Gegenstand, Vorkommnis