Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fit
|
|
convulsie; driftbui; fit; kramp; pasvorm; samentrekking; stuip; stuiptrekking; woedeaanval
|
good
|
|
artikel; ding; goed; item; object; product; voorwerp; zaak
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fit
|
|
aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; bijpassen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
able
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
bedreven; behendig; bekwaam; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; handig; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig
|
capable
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
bedreven; behendig; bekwaam; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; handig; in staat; intelligent; knap; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig
|
competent
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
bevoegd; competent; deskundig; gediplomeerd; gekwalificeerd; oordeelkundig; rechtsbevoegd; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
|
considerate
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
bescheiden; dienstwillig; discreet; discrete; gedienstig; ingetogen; kies; vol zorg; voorkomend; zorgzaam
|
efficient
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
adequaat; competent; de moeite waard; deskundig; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; gepast; geschikt; juist; krachtig; lonend; oordeelkundig; passend; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
|
fit
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
adequaat; arbeidsgeschikt; blakend; fit; gepast; geschikt; getraind; gezond; in staat te werken; juist; passend; valide
|
proficient
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
bedreven; behendig; bekwaam; fysiek in staat; geoefend; handig; in staat; kundig; vaardig; volleerd
|
qualified
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
gediplomeerd; gekwalificeerd
|
skilled
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
bedreven; bekwaam; bevoegd; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geoefend; geschoold; onderwezen
|
-
|
bekwaam; geschikt
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
good
|
bekwaam; capabel; competent; geschikt
|
aangenaam; akkoord; behaaglijk; braaf; competent; deskundig; deugdzaam; fijn; in orde; leuk; lief; mee eens; oordeelkundig; plezant; plezierig; prettig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; voorbeeldig; zoet
|