Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. buigbaarheid:
  2. buigbaar:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor buigbaarheid (Nederlands) in het Engels

buigbaarheid:

buigbaarheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. buigbaarheid
    the flexibility; the pliancy

Vertaal Matrix voor buigbaarheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flexibility buigbaarheid buigzaamheid; flexibiliteit; soepelheid
pliancy buigbaarheid buigzaamheid; flexibiliteit; soepelheid

Verwante woorden van "buigbaarheid":


Wiktionary: buigbaarheid

buigbaarheid
noun
  1. flexibility

buigbaar:

buigbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. buigbaar (flexibel; soepel)
    flexible; supple; pliable; plastic

Vertaal Matrix voor buigbaar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plastic plastic
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flexible buigbaar; flexibel; soepel buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; lenig; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
plastic buigbaar; flexibel; soepel kneedbaar; plastic; plastisch; vormbaar; vormgevend
pliable buigbaar; flexibel; soepel aanspreekbaar; beleefd; benaderbaar; beschaafd; gedwee; gemanierd; genaakbaar; gewillig; inschikkelijk; kneedbaar; meegaand; onderworpen; plooibaar; soepel; toegankelijk; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; volgzaam; voorkomend; vormbaar; vouwbaar; wellevend; welopgevoed
supple buigbaar; flexibel; soepel buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; soepel

Verwante woorden van "buigbaar":


Wiktionary: buigbaar


Cross Translation:
FromToVia
buigbaar supple; pliant; flexible; elastic; springy souple — Qui est flexible, qui se plier aisément sans se rompre, sans s’abîmer.

Computer vertaling door derden: