Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. braaksel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor braaksel (Nederlands) in het Engels

braaksel:

braaksel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het braaksel (kots)
    the puke; the barf; the vomit
    • puke [the ~] zelfstandig naamwoord
    • barf [the ~] zelfstandig naamwoord
    • vomit [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor braaksel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
barf braaksel; kots
puke braaksel; kots
vomit braaksel; kots
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
puke braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren
vomit braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren

Wiktionary: braaksel

braaksel
noun
  1. regurgitated former contents of a stomach
  2. vomit
verb
  1. vomit