Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bouwheer (Nederlands) in het Engels
bouwheer:
-
de bouwheer
Vertaal Matrix voor bouwheer:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
founder | bouwheer | aanstichter; aanzetter; grondlegger; grondvester; huisvader; instigator; oprichter; oprichtster; opstoker; pater familias; stamvader; stichter |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
founder | strompelen |
Verwante woorden van "bouwheer":
Wiktionary: bouwheer
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bouwheer | → client | ↔ maître d’ouvrage — (term, Travaux publics) destinataire du travail, celui pour qui il est effectuer, futur propriétaire de l'ouvrage terminer. |