Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- botsen:
- bot:
-
Wiktionary:
- botsen → collide, clashh, clash, knock, impinge
- botsen → jolt
- botsen → bound, thud, impinge
- bot → flounder, bone, boot
- bot → blunt, rude, obtuse, dull, callous
- bot → flounder, bone, dull, blunt, european flounder, crude, idiotic, foolish, stupid, addled, sheepish, silly, obtuse, rustic, rough, unrefined, uncouth, hardy, deaf
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor botst (Nederlands) in het Engels
botsen:
-
botsen (stoten op; op elkaar stoten; aanrijden; op elkaar knallen)
Conjugations for botsen:
o.t.t.
- bots
- botst
- botst
- botsen
- botsen
- botsen
o.v.t.
- botste
- botste
- botste
- botsten
- botsten
- botsten
v.t.t.
- ben gebotst
- bent gebotst
- is gebotst
- zijn gebotst
- zijn gebotst
- zijn gebotst
v.v.t.
- was gebotst
- was gebotst
- was gebotst
- waren gebotst
- waren gebotst
- waren gebotst
o.t.t.t.
- zal botsen
- zult botsen
- zal botsen
- zullen botsen
- zullen botsen
- zullen botsen
o.v.t.t.
- zou botsen
- zou botsen
- zou botsen
- zouden botsen
- zouden botsen
- zouden botsen
diversen
- bots!
- botst!
- gebotst
- botsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor botsen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
crash | aanrijding; aanvaring; afname; barst; beurskrach; botsing; breuk; collisie; crash; daling; debacle; dreun; ineenstorting; ineenzakking; instorting; klap; knal; krach; krak; kwak; minder worden; scheur; smak; terugloop; val; vastloper | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bang into | aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op | binnenrammen; tegen het lijf lopen |
bump into | aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op | opbotsen; tegen het lijf lopen |
bump up against | aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op | |
collide | aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op | |
crash | aanrijden; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op | crashen; ineenstorten; instorten; ontbinden; rotten; vastlopen; vergaan; verongelukken; verrotten; verteren; wegrotten |
Wiktionary: botsen
botsen
Cross Translation:
verb
botsen
verb
-
to bump or impact
-
To make a physical impact on to collide, to crash (upon).
-
to impact directly, especially if violent
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• botsen | → bound; thud; impinge | ↔ aufprallen — heftig auf etwas aufschlagen |
bot:
-
bot (zonder omhaal; kortaf)
-
bot (onscherp)
blurred; blunt; dull; out of focus-
blurred bijvoeglijk naamwoord
-
blunt bijvoeglijk naamwoord
-
dull bijvoeglijk naamwoord
-
out of focus bijvoeglijk naamwoord
-
-
bot (onbeschaafd; onbehouwen; lomp; onopgevoed)
boorish; rude; uncivilized; uneducated; unmannerly; ill-bred; uncivilised-
boorish bijvoeglijk naamwoord
-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
uneducated bijvoeglijk naamwoord
-
unmannerly bijvoeglijk naamwoord
-
ill-bred bijvoeglijk naamwoord
-
-
bot
– niet goed geslepen 1
-
bot (robot)
Vertaal Matrix voor bot:
Verwante woorden van "bot":
Synoniemen voor "bot":
Antoniemen van "bot":
Verwante definities voor "bot":
Wiktionary: bot
bot
Cross Translation:
noun
adjective
bot
adjective
-
botany, zoology: blunt
-
lacking the ability to cut easily; not sharp
-
emotionally hardened
-
Having a thick edge or point, as an instrument
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bot | → flounder | ↔ Butt — allenfalls Plural 1: norddeutscher Name der Flunder (Platichthys flesus) |
• bot | → flounder | ↔ Flunder — Zoologie: ein Plattfisch (Platichthys flesus) |
• bot | → bone | ↔ Knochen — Teil des Skeletts der Wirbeltiere |
• bot | → dull | ↔ stumpf — nicht scharf (bei Schneidegeräten), infolgedessen es nicht mehr möglich ist zu schneiden |
• bot | → blunt | ↔ contondant — Qui blesser sans percer ni couper, mais en faisant des contusions, comme un bâton, un marteau, etc. |
• bot | → blunt | ↔ doux — Traductions à trier suivant le sens. |
• bot | → flounder | ↔ flet — zoologie|nocat Une des espèces de poissons osseux surtout marins, certains poisson plat voisins de la plie et de la limande. |
• bot | → european flounder | ↔ flet commun — zoologie|nocat Espèce de poisson osseux marin et d'eau douce, un poisson plat, un flet des côtes d'Europe et d'Amérique du Nord, voisin de la plie et de la limande, mais moins délicat. |
• bot | → crude | ↔ grossier — Qui n’est pas fin, qui n’est pas délicat. |
• bot | → idiotic; foolish; stupid; addled; sheepish; silly; dull | ↔ idiot — ignare, ignorant. |
• bot | → blunt | ↔ mousse — (vieilli) Qui est émoussé, qui a perdu son tranchant, en parlant d’une lame. |
• bot | → blunt; dull; obtuse | ↔ obtus — biologie|fr Qui est arrondir, émousser au lieu d’être anguleux ou pointu. |
• bot | → bone | ↔ os — squelette|fr indén|fr tissu dur et calcifié du squelette des animaux vertébrés, consistant en très grande partie en carbonate de calcium, phosphate de calcium et gélatine. |
• bot | → rustic; rough; unrefined; uncouth; hardy | ↔ rustique — Translations |
• bot | → deaf | ↔ sourd — Qui est privé du sens de l’ouïe |
• bot | → foolish; stupid; addled; sheepish; silly; dull; idiotic | ↔ stupide — Qui frapper de stupeur. |
• bot | → blunt | ↔ terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose. |