Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bolwerk (Nederlands) in het Engels
bolwerk:
Vertaal Matrix voor bolwerk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bastion | bastion; bolwerk; fort | |
fortification | bolwerk | citadel; consolidatie; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; sloten; veiligheidssloten; verharding; verrijking; versterking; versteviging |
fortress | bolwerk | citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; veste; vesting; vestingsgracht |
stronghold | bolwerk | citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; veste; vesting; vestingsgracht |
Verwante woorden van "bolwerk":
bolwerk vorm van bolwerken:
-
bolwerken
Conjugations for bolwerken:
o.t.t.
- bolwerk
- bolwerkt
- bolwerkt
- bolwerken
- bolwerken
- bolwerken
o.v.t.
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkten
- bolwerkten
- bolwerkten
v.t.t.
- heb gebolwerkt
- hebt gebolwerkt
- heeft gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
v.v.t.
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
o.t.t.t.
- zal bolwerken
- zult bolwerken
- zal bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
o.v.t.t.
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
diversen
- bolwerk!
- bolwerkt!
- gebolwerkt
- bolwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bolwerken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bring it off | bolwerken | |
carry it out | bolwerken | |
manage | bolwerken | administreren; beheren; besturen; fiksen; flikken; iets aankunnen; klaarspelen; managen; rondkomen; uitkomen; voor elkaar krijgen; zich kunnen bedruipen |