Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bloeiend (Nederlands) in het Engels

bloeiend:

bloeiend bijvoeglijk naamwoord

  1. bloeiend (florissant)
    prosperous; flourishing; booming
  2. bloeiend (kleurig; fleurig)
    colourful; blooming; florid; flowered; cheerful; colorful
    bright
    – having striking color 1
    • bright bijvoeglijk naamwoord
      • bright dress1

Vertaal Matrix voor bloeiend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blooming bloei; bloeiperiode; opbloei; tot bloei komen
booming daveren; denderen; dreunen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blooming bloeiend; fleurig; kleurig fleurig; florissant
booming bloeiend; florissant daverend; donderend
cheerful bloeiend; fleurig; kleurig blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; jolig; kleurig; kleurrijk; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vreugdevol; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
colorful bloeiend; fleurig; kleurig blij; blijgeestig; blijmoedig; bont; bontgekleurd; dartel; fideel; fleurig; geestig; gekleurd; hooggekleurd; jolig; kakelbont; kleurig; kleurrijk; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; veelkleurig; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
colourful bloeiend; fleurig; kleurig blij; blijgeestig; blijmoedig; bont; bontgekleurd; dartel; fideel; fleurig; geestig; gekleurd; hooggekleurd; jolig; kakelbont; kleurig; kleurrijk; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; veelkleurig; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
florid bloeiend; fleurig; kleurig fleurig; gebloemd; kleurrijk
flourishing bloeiend; florissant blakend; fleurig; florerend; florissant; gezond; opbloeiend; toenemend in bloei; welgesteld; welvarend; zonder ziekte
flowered bloeiend; fleurig; kleurig gebloemd
prosperous bloeiend; florissant blakend; florerend; gelukkig; geslaagd; gezond; in goeden doen; succesvol; voorspoedig; voorspoedig verlopend; welgesteld; welvarend; zonder ziekte
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bright bloeiend; fleurig; kleurig aanschouwelijk; adrem; bedachtzaam; bijdehand; blij; blijgeestig; blijmoedig; blinkend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; flitsend; geestig; gevat; glimmend; hip; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; knap; kwiek; leuk om te zien; levendig; lustig; modieus; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; raak; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spiritueus; trendy; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vlot; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig

Wiktionary: bloeiend

bloeiend
adjective
  1. thriving in health, beauty and vigor/vigour
  2. opening in blossoms

bloeien:

bloeien werkwoord (bloei, bloeit, bloeide, bloeiden, gebloeid)

  1. bloeien (tot hoogconjunctuur komen)
    to prosper; to blossom; to bloom; to flourish; to thrive; to do well; to go well; to boom; to keep good time
    • prosper werkwoord (prospers, prospered, prospering)
    • blossom werkwoord (blossoms, blossomed, blossoming)
    • bloom werkwoord (blooms, bloomed, blooming)
    • flourish werkwoord (flourishes, flourished, flourishing)
    • thrive werkwoord (thrives, thrived, thriving)
    • do well werkwoord (does well, did well, doing well)
    • go well werkwoord (goes well, went well, going well)
    • boom werkwoord (booms, boomed, booming)
    • keep good time werkwoord (keeps good time, kept good time, keeping good time)
  2. bloeien (floreren; goed lopen)
    to flourish; to bloom; to prosper
    • flourish werkwoord (flourishes, flourished, flourishing)
    • bloom werkwoord (blooms, bloomed, blooming)
    • prosper werkwoord (prospers, prospered, prospering)

Conjugations for bloeien:

o.t.t.
  1. bloei
  2. bloeit
  3. bloeit
  4. bloeien
  5. bloeien
  6. bloeien
o.v.t.
  1. bloeide
  2. bloeide
  3. bloeide
  4. bloeiden
  5. bloeiden
  6. bloeiden
v.t.t.
  1. heb gebloeid
  2. hebt gebloeid
  3. heeft gebloeid
  4. hebben gebloeid
  5. hebben gebloeid
  6. hebben gebloeid
v.v.t.
  1. had gebloeid
  2. had gebloeid
  3. had gebloeid
  4. hadden gebloeid
  5. hadden gebloeid
  6. hadden gebloeid
o.t.t.t.
  1. zal bloeien
  2. zult bloeien
  3. zal bloeien
  4. zullen bloeien
  5. zullen bloeien
  6. zullen bloeien
o.v.t.t.
  1. zou bloeien
  2. zou bloeien
  3. zou bloeien
  4. zouden bloeien
  5. zouden bloeien
  6. zouden bloeien
diversen
  1. bloei!
  2. bloeit!
  3. gebloeid
  4. bloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bloeien

  1. bloeien

Vertaal Matrix voor bloeien:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blossom bloei; bloeiperiode; bloesem; opbloei; tot bloei komen
boom bam; bloei; dreun; explosie; hausse; hoogconjunctuur; klap; knal; kwak; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; rijzing; smak; toename; vooruitgang; vordering
flower bloem; voorplantingsorgaan van plant
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloom bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen ontgroeien; ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen
blossom bloeien; tot hoogconjunctuur komen ontgroeien; ontplooien; ontwikkelen; tot wasdom komen; uitgroeien
boom bloeien; tot hoogconjunctuur komen blaffen; brullen; bulderen; daveren; knallen; schreeuwen
do well bloeien; tot hoogconjunctuur komen
flourish bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen kroelen; kroezen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen
go well bloeien; tot hoogconjunctuur komen
keep good time bloeien; tot hoogconjunctuur komen
prosper bloeien; floreren; goed lopen; tot hoogconjunctuur komen gedijen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; tieren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen; wassen
thrive bloeien; tot hoogconjunctuur komen gedijen; tieren; wassen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
flower bloeien

Verwante woorden van "bloeien":


Wiktionary: bloeien

bloeien
verb
  1. het dragen van open, actieve bloeiwijzen
  2. het bijzonder goed maken
bloeien
verb
  1. to put forth blooms
  2. to thrive or grow well
  3. of plants, to bloom, bud
  4. to be prosperous

Cross Translation:
FromToVia
bloeien bloom; blossom; flower; flourish fleurirproduire des fleurs, se couvrir de fleurs, ou être en fleurs.
bloeien prosper; flourish; thrive prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.

Computer vertaling door derden: