Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bespikkelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bespikkelen (Nederlands) in het Engels

bespikkelen:

bespikkelen werkwoord (bespikkel, bespikkelt, bespikkelde, bespikkelden, bespikkeld)

  1. bespikkelen (stippelen)
    to dot; to speckle
    • dot werkwoord (dots, dotted, dotting)
    • speckle werkwoord (speckles, speckled, speckling)

Conjugations for bespikkelen:

o.t.t.
  1. bespikkel
  2. bespikkelt
  3. bespikkelt
  4. bespikkelen
  5. bespikkelen
  6. bespikkelen
o.v.t.
  1. bespikkelde
  2. bespikkelde
  3. bespikkelde
  4. bespikkelden
  5. bespikkelden
  6. bespikkelden
v.t.t.
  1. heb bespikkeld
  2. hebt bespikkeld
  3. heeft bespikkeld
  4. hebben bespikkeld
  5. hebben bespikkeld
  6. hebben bespikkeld
v.v.t.
  1. had bespikkeld
  2. had bespikkeld
  3. had bespikkeld
  4. hadden bespikkeld
  5. hadden bespikkeld
  6. hadden bespikkeld
o.t.t.t.
  1. zal bespikkelen
  2. zult bespikkelen
  3. zal bespikkelen
  4. zullen bespikkelen
  5. zullen bespikkelen
  6. zullen bespikkelen
o.v.t.t.
  1. zou bespikkelen
  2. zou bespikkelen
  3. zou bespikkelen
  4. zouden bespikkelen
  5. zouden bespikkelen
  6. zouden bespikkelen
diversen
  1. bespikkel!
  2. bespikkelt!
  3. bespikkeld
  4. bespikkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bespikkelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dot punt; spikkel
speckle spikkel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dot bespikkelen; stippelen stippen
speckle bespikkelen; stippelen stippen

Wiktionary: bespikkelen

bespikkelen
verb
  1. mark with small spots