Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bereidwilligheid:
  2. bereidwillig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bereidwilligheid (Nederlands) in het Engels

bereidwilligheid:

bereidwilligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de bereidwilligheid (bereidheid)
    the willingness; the readiness; the helpfulness

Vertaal Matrix voor bereidwilligheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
helpfulness bereidheid; bereidwilligheid assistentie; behulpzaamheid; bijstand; bijstandsuitkering; dienstwilligheid; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpvaardigheid; hulpverlening
readiness bereidheid; bereidwilligheid gereedheid; paraatheid
willingness bereidheid; bereidwilligheid behulpzaamheid; dienstwilligheid; gereedheid; gewilligheid; goedwillendheid; goedwilligheid; hulpvaardigheid; paraatheid; welwillendheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
readiness bereidvaardig; bereidwillig; welwillend

Verwante woorden van "bereidwilligheid":


Wiktionary: bereidwilligheid

bereidwilligheid
noun
  1. eagerness

bereidwillig:

bereidwillig bijvoeglijk naamwoord

  1. bereidwillig (bereidvaardig; welwillend)
    lenient; willing; obliging; readiness; ready
  2. bereidwillig (behulpzaam; gedienstig; inschikkelijk)
    helpful; attentive; complaisant; obliging; assistent
  3. bereidwillig (toeschietelijk; tegemoetkomend; welwillend)
    obliging

Vertaal Matrix voor bereidwillig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
helpful hulpvaardige
readiness bereidheid; bereidwilligheid; gereedheid; paraatheid
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attentive behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk aandachtig; alert; belangstellend; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; geïnteresseerd; hoede; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; oplettend; opmerkzaam; paraat; uitgelaten; voorzichtig; vrolijk; waaks; waakzaam; wakend; wakker; welgemoed; zonnig
complaisant behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk aanspreekbaar; beleefd; benaderbaar; beschaafd; gedwee; gemanierd; genaakbaar; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegankelijk; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; voorkomend; wellevend; welopgevoed
helpful behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk
lenient bereidvaardig; bereidwillig; welwillend barmhartig; genaderijk; tolerant; vergevend
obliging behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk; tegemoetkomend; toeschietelijk; welwillend aanspreekbaar; beleefd; benaderbaar; beschaafd; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gemanierd; genaakbaar; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegankelijk; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; verplichtend; voorkomend; vriendelijke; wellevend; welopgevoed; willig
ready bereidvaardig; bereidwillig; welwillend af; afgedaan; afgelopen; bereidvaardig; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gedwee; gepleegd; gereed; gewillig; geëindigd; inschikkelijk; klaar; meegaand; over; paraat; soepel; toegeeflijk; toegevend; uit; voltooid; voorbij
willing bereidvaardig; bereidwillig; welwillend bereid; bereidvaardig; dienstbaar; dienstwillig; gedwee; gehoorzaam; genegen; gewillig; goedgunstig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend; welwillend; willig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assistent behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; inschikkelijk
readiness bereidvaardig; bereidwillig; welwillend

Verwante woorden van "bereidwillig":


Wiktionary: bereidwillig

bereidwillig
adjective
  1. tot hulp en dienst bereid zijn of daarvan blijk geven

Computer vertaling door derden: