Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekorten (Nederlands) in het Engels

bekorten:

bekorten werkwoord (bekort, bekortte, bekortten, bekort)

  1. bekorten
    to shorten; to abridge; to cut down; cut short
    • shorten werkwoord (shortens, shortened, shortening)
    • abridge werkwoord (abridges, abridged, abridging)
    • cut down werkwoord (cuts down, cut down, cutting down)
    • cut short werkwoord

Conjugations for bekorten:

o.t.t.
  1. bekort
  2. bekort
  3. bekort
  4. bekorten
  5. bekorten
  6. bekorten
o.v.t.
  1. bekortte
  2. bekortte
  3. bekortte
  4. bekortten
  5. bekortten
  6. bekortten
v.t.t.
  1. heb bekort
  2. hebt bekort
  3. heeft bekort
  4. hebben bekort
  5. hebben bekort
  6. hebben bekort
v.v.t.
  1. had bekort
  2. had bekort
  3. had bekort
  4. hadden bekort
  5. hadden bekort
  6. hadden bekort
o.t.t.t.
  1. zal bekorten
  2. zult bekorten
  3. zal bekorten
  4. zullen bekorten
  5. zullen bekorten
  6. zullen bekorten
o.v.t.t.
  1. zou bekorten
  2. zou bekorten
  3. zou bekorten
  4. zouden bekorten
  5. zouden bekorten
  6. zouden bekorten
diversen
  1. bekort!
  2. bekort!
  3. bekort
  4. bekortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekorten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bekorten (korter maken; inkorten; verkorten)
    the shortening; the abbreviating; the abridging

Vertaal Matrix voor bekorten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abbreviating bekorten; inkorten; korter maken; verkorten afkorten; korten; snoeien
abridging bekorten; inkorten; korter maken; verkorten afkorten; korten; snoeien
shortening bekorten; inkorten; korter maken; verkorten bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; verkorting; verkrappen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abridge bekorten inkorten; korter maken; verkorten
cut down bekorten besparen; bezuinigen; bomen kappen; hakken; houwen; kappen; korten; lossnijden; matigen; omhakken; omhouwen; vellen
cut short bekorten
shorten bekorten afkorten; inkorten; kort maken; kort samenvatten; korte tijd blijven; korten; korter maken; minder maken; minimaliseren; recapituleren; samenvatten; verkorten; verkrappen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cut down beknopt; bekort
cut short beknopt; bekort