Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beknor (Nederlands) in het Engels
beknorren:
-
beknorren
Conjugations for beknorren:
o.t.t.
- beknor
- beknort
- beknort
- beknorren
- beknorren
- beknorren
o.v.t.
- beknorde
- beknorde
- beknorde
- beknorden
- beknorden
- beknorden
v.t.t.
- heb beknord
- hebt beknord
- heeft beknord
- hebben beknord
- hebben beknord
- hebben beknord
v.v.t.
- had beknord
- had beknord
- had beknord
- hadden beknord
- hadden beknord
- hadden beknord
o.t.t.t.
- zal beknorren
- zult beknorren
- zal beknorren
- zullen beknorren
- zullen beknorren
- zullen beknorren
o.v.t.t.
- zou beknorren
- zou beknorren
- zou beknorren
- zouden beknorren
- zouden beknorren
- zouden beknorren
diversen
- beknor!
- beknort!
- beknord
- beknorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beknorren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chide | beknorren | berispen; terechtwijzen; vermanen |
scold | beknorren | schelden op; uitbrander geven; uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken |
Wiktionary: beknorren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beknorren | → reprove; upbraid; tell off; blame; rage; bellow; boom | ↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent. |
• beknorren | → take; regain | ↔ reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général) |
• beknorren | → reproach; blame; rebuke; reprove; scold; reprimand; upbraid; tell off | ↔ reprocher — imputer la faute à quelqu’un, en l’blâmer, en lui faire des remontrances. |
• beknorren | → admonish; exhort; tell off; blame; rebuke; reproach; reprove; scold; reprimand; upbraid | ↔ réprimander — reprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute. |
• beknorren | → lecture; sermonize | ↔ sermonner — (familier, fr) Faire des remontrances ennuyeux et hors de propos. |