Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
check
|
|
cheque; controleren; schaak
|
control
|
|
afstelknop; beheer; beheersing; bescherming; bestrijding; besturing; besturingselement; bewaking; controle; hoede; mate van bekwaamheid; surveillance; toezicht; voogdij; zeggenschap; zelfbeheersing; zorg
|
notice
|
|
bekijks; congé; convocatie; huuropzegging; informatie; kennisgeving; mededeling; opheldering; toelichting; uiteenzetting; uitleg; verduidelijking; verklaring; verwittiging
|
observe
|
|
aanschouwen; observeren; zien
|
view
|
|
aanblik; aanzicht; aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vue; weergave; zicht; zienswijs; zienswijze
|
visit
|
|
bezichtigen; bezichtiging
|
watch
|
|
bewaking; controle; hoede; horloge; op wacht staan; surveillance
|
witness
|
|
getuige; getuige voor de rechtbank; kroongetuige; omstander; toeschouwer
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
attend
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
aandachtig luisteren; aanwezig zijn; assisteren; bijspringen; bijstaan; bijwonen; helpen; ondersteunen; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; seconderen; toeluisteren; verschijnen; weldoen
|
become aware of
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
gewaarworden; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden
|
behold
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
|
can drop dead
|
bekijken; kunnen doodvallen
|
|
check
|
bekijken; bezichtigen; inspecteren
|
aankruisen; beheersen; beproeven; beteugelen; checken; controleren; examineren; hertellen; iets opzoeken; intomen; keuren; merken; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; nazoeken; onderzoeken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; verifiëren
|
consider
|
bekijken; kunnen doodvallen
|
aanbevelen; aanraden; afwegen; beraadslagen; beraden; beschouwen; bezinnen; consideren; considereren; houden voor; iemand recommanderen; iets overwegen; in acht nemen; in overweging nemen; nadenken; nomineren; ontzien; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; sparen; veronderstellen te zijn; verschonen; voordragen; wikken en wegen
|
control
|
bekijken; bezichtigen; inspecteren
|
bedaren; bedwingen; beheersen; beproeven; beteugelen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
|
examine
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; inspecteren
|
aanvragen; aanzoeken; beproeven; controleren; examen afnemen; examineren; fouilleren; inspecteren; keuren; nagaan; nakijken; onderzoeken; overhoren; proberen; schouwen; testen; toetsen; uitnodigen; uitproberen; uittesten; verzoeken; visiteren; vragen
|
get lost
|
bekijken; dood kunnen vallen
|
de weg kwijtraken; erbij inschieten; inrukken; kwijtraken; opdonderen; opflikkeren; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; oprotten; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; wegraken; zoek raken; zoekraken
|
inspect
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; inspecteren
|
beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; kijken; monsteren; monsters nemen; nagaan; nakijken; onderzoeken; overzien; schouwen; testen; toeschouwen
|
look at
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; gadeslaan; inspecteren; kijken; observeren; waarnemen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanzien; kijken naar
|
notice
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
bekrachtigen; bemerken; bespeuren; bestempelen; certificeren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
|
observe
|
aankijken; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; signaleren; toeschouwen; voelen; waarnemen; zien
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; merken; ontwaren; opdagen; opduiken; opkomen; opletten; opmerken; signaleren; toekijken; toezien; verschijnen; voelen; waarnemen; zien
|
perceive
|
aanschouwen; bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
|
scrutinise
|
bekijken; bezichtigen; inspecteren
|
|
scrutinize
|
bekijken; bezichtigen; inspecteren
|
|
see
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; gadeslaan; kijken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; waarnemen; zien
|
bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen; uit elkaar houden; uiteenhouden; visualiseren; voelen; waarnemen; zien
|
see in
|
aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
|
|
see over
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien
|
|
see round
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien
|
|
spectate
|
bekijken; gadeslaan; kijken; observeren; waarnemen; zien
|
in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien
|
verify
|
bekijken; bezichtigen; inspecteren
|
aantonen; beproeven; bewijzen; controleren; iets opzoeken; keuren; nagaan; nakijken; nazoeken; onderzoeken; staven; testen; verifieren; zekerstellen
|
view
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; gadeslaan; inspecteren; kijken; observeren; waarnemen; zien
|
aanblikken; aankijken; aanzien; controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen; weergeven
|
visit
|
aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien
|
aankomen; afspreken; bezoeken; bij elkaar komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; lastigvallen; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; samenkomen; teisteren; treffen; verzamelen; voorbijkomen
|
watch
|
aankijken; bekijken; bezichtigen; gadeslaan; inspecteren; kijken; observeren; toeschouwen; waarnemen; zien
|
aanblikken; aandacht erbij houden; aankijken; aanzien; begluren; bewaken; blikken; blikken werpen; gluren; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; opletten; oppassen; patrouilleren; schouwen; surveilleren; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; uitkijken; volgen; voorzichtig zijn; waken; wakker blijven
|
witness
|
bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien
|
aanwezig zijn; bijwonen; getuigen van; laten blijken; laten zien; meemaken; opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen
|
-
|
beschouwen
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
check
|
|
ruiten
|
get lost
|
|
ongerede
|