Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bejubelen (Nederlands) in het Engels
bejubelen:
-
bejubelen (toejuichen)
Conjugations for bejubelen:
o.t.t.
- bejubel
- bejubelt
- bejubelt
- bejubelen
- bejubelen
- bejubelen
o.v.t.
- bejubelde
- bejubelde
- bejubelde
- bejubelden
- bejubelden
- bejubelden
v.t.t.
- heb bejubeld
- hebt bejubeld
- heeft bejubeld
- hebben bejubeld
- hebben bejubeld
- hebben bejubeld
v.v.t.
- had bejubeld
- had bejubeld
- had bejubeld
- hadden bejubeld
- hadden bejubeld
- hadden bejubeld
o.t.t.t.
- zal bejubelen
- zult bejubelen
- zal bejubelen
- zullen bejubelen
- zullen bejubelen
- zullen bejubelen
o.v.t.t.
- zou bejubelen
- zou bejubelen
- zou bejubelen
- zouden bejubelen
- zouden bejubelen
- zouden bejubelen
diversen
- bejubel!
- bejubelt!
- bejubeld
- bejubelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bejubelen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acclaim | applaudiseren; applaus; bijval; handgeklap; instemming; klappen; open doekje; ovatie; toejuiching | |
cheer | applaudiseren; applaus; bemoediging; handgeklap; jubelkreet; klappen; open doekje; ovatie; stimulering; toejuiching; vreugdegeschreeuw; vreugdekreet; vreugdeschreeuw | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acclaim | bejubelen; toejuichen | |
applaud | bejubelen; toejuichen | applaudisseren; klappen |
cheer | bejubelen; toejuichen | blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken |
hurray | bejubelen; toejuichen | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hurray | hoera; hoezee |