Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. beding:
  2. bedingen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beding (Nederlands) in het Engels

beding:

beding [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het beding (clausule; artikel)
    the clause; the stipulation; the proviso
  2. het beding (voorwaarde)
    the condition; the stipulation; the circumstances
  3. het beding (voorwaarde; conditie; criterium; )
    the criterion; the condition

Vertaal Matrix voor beding:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
circumstances beding; voorwaarde condities; context; omstandigheden; voorwaarden
clause artikel; beding; clausule zinsnede
condition beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; voorwaarde conditie; eis; gesteldheid; positie; staat; toestand; vereiste; voorwaarde; vorm
criterion beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; voorwaarde chemische verbinding; maatstaf; reagens; toetssteen
proviso artikel; beding; clausule
stipulation artikel; beding; clausule; voorwaarde conditie; eis; vereiste; voorwaarde

beding vorm van bedingen:

bedingen werkwoord (beding, bedingt, bedong, bedongen, bedongen)

  1. bedingen (voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; fixen; lappen)
    to accomplish; to succeed
    • accomplish werkwoord (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • succeed werkwoord (succeeds, succeeded, succeeding)

Conjugations for bedingen:

o.t.t.
  1. beding
  2. bedingt
  3. bedingt
  4. bedingen
  5. bedingen
  6. bedingen
o.v.t.
  1. bedong
  2. bedong
  3. bedong
  4. bedongen
  5. bedongen
  6. bedongen
v.t.t.
  1. heb bedongen
  2. hebt bedongen
  3. heeft bedongen
  4. hebben bedongen
  5. hebben bedongen
  6. hebben bedongen
v.v.t.
  1. had bedongen
  2. had bedongen
  3. had bedongen
  4. hadden bedongen
  5. hadden bedongen
  6. hadden bedongen
o.t.t.t.
  1. zal bedingen
  2. zult bedingen
  3. zal bedingen
  4. zullen bedingen
  5. zullen bedingen
  6. zullen bedingen
o.v.t.t.
  1. zou bedingen
  2. zou bedingen
  3. zou bedingen
  4. zouden bedingen
  5. zouden bedingen
  6. zouden bedingen
diversen
  1. beding!
  2. bedingt!
  3. bedongen
  4. bedingende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bedingen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplish bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; functie bekleden; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren
succeed bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen een prestatie leveren; lukken; presteren

Wiktionary: bedingen

bedingen
verb
  1. to require as a condition of a contract or agreement

Cross Translation:
FromToVia
bedingen stipulate stipuler — droit|fr convenir de quelque chose dans un contrat ; demander, exiger, faire promettre à quelqu’un contracter.