Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bar
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
bar; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kroeg; kruishout; lokaliteit; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spijl; spon; staaf; stijl; tablet; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; tralie; versperring
|
baton
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
bâton; dirigeerstaf; gummiknuppel; gummistok; wapenstok
|
cane
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
oeverriet; om te slaan; riet; rietje; rietstengel; rotan; rotting; rottinkje
|
club
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
ambachtsgilde; bond; club; gezelschap; gilde; golfstick; gummiknuppel; orde; organisatie; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
|
rod
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
lid; lul; penis; piemel; pik; roede; tuchtroede
|
stave
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
notenbalk
|
stick
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; stam; takje; twijg; versnellingshandel
|
truncheon
|
baton; staaf; staf; stang; stok
|
gummistok
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bar
|
|
afgrendelen; afschermen; barricaderen; traliën; versperren
|
stick
|
|
aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; samenplakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
baton
|
|
knoet; knuppel
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cane
|
|
rieten
|