Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aanwezigheid:
  2. aanwezig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanwezigheid (Nederlands) in het Engels

aanwezigheid:

aanwezigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanwezigheid (bijzijn; tegenwoordigheid)
    the presence; the in the presence of
  2. de aanwezigheid (presentie)
    the presence
    • presence [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de aanwezigheid
    the presence; the presence information
    – A collection of attributes that provide an indication of a person's status, activity, location, willingness to communicate, and contact information. 1

Vertaal Matrix voor aanwezigheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in the presence of aanwezigheid; bijzijn; tegenwoordigheid
presence aanwezigheid; bijzijn; presentie; tegenwoordigheid
presence information aanwezigheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in the presence of in aanwezigheid van; overstaan

Verwante woorden van "aanwezigheid":


Wiktionary: aanwezigheid

aanwezigheid
noun
  1. het aanwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
aanwezigheid
noun
  1. fact or condition of being present

Cross Translation:
FromToVia
aanwezigheid attendance; presence présenceexistence d’une personne dans un lieu donner.

aanwezigheid vorm van aanwezig:

aanwezig bijvoeglijk naamwoord

  1. aanwezig (present!; tegenwoordig)
    present; present!; here
  2. aanwezig (voorradig; in voorraad; voorhanden; op voorraad)
    in stock
    – available for use or sale 2
    • in stock bijvoeglijk naamwoord
      • they have plenty of stonewashed jeans in stock2

Vertaal Matrix voor aanwezig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
present aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; opgevoerd worden; opperen; poneren; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in stock aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig leverbaar; op voorraad; verkrijgbaar
present aanwezig; present!; tegenwoordig eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag
- present
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
here aanwezig; present!; tegenwoordig alhier; hier; hierheen; in casu quo; op deze plek
present! aanwezig; present!; tegenwoordig

Verwante woorden van "aanwezig":


Synoniemen voor "aanwezig":


Antoniemen van "aanwezig":


Verwante definities voor "aanwezig":

  1. wie ergens is3
    • alle leerlingen waren aanwezig vandaag3

Wiktionary: aanwezig

aanwezig
adjective
  1. tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)
aanwezig
adjective
  1. in the immediate vicinity

Cross Translation:
FromToVia
aanwezig present présent — Là où l’on est

Verwante vertalingen van aanwezigheid