Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- aanrichten:
-
Wiktionary:
- aanrichten → cause
- aanrichten → accommodate, adapt, adjust, arrange, cope, cause, chat, gossip, cause to take place, hold, organize, provoke, stage, give rise to, pose, result, inflict, wreak, tune, attune, have available, have at one’s disposal, fix up, array, determine, fix, set, result in, decide, persuade, move, induce, settle, talk round, bring round, procure, act as agent, act as go-between, purvey, provide, deliver, supply, get
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor aanrichten (Nederlands) in het Engels
aanrichten:
-
aanrichten (veroorzaken; aandoen; aanstichten)
Conjugations for aanrichten:
o.t.t.
- richt aan
- richt aan
- richt aan
- richten aan
- richten aan
- richten aan
o.v.t.
- richtte aan
- richtte aan
- richtte aan
- richtten aan
- richtten aan
- richtten aan
v.t.t.
- heb aangericht
- hebt aangericht
- heeft aangericht
- hebben aangericht
- hebben aangericht
- hebben aangericht
v.v.t.
- had aangericht
- had aangericht
- had aangericht
- hadden aangericht
- hadden aangericht
- hadden aangericht
o.t.t.t.
- zal aanrichten
- zult aanrichten
- zal aanrichten
- zullen aanrichten
- zullen aanrichten
- zullen aanrichten
o.v.t.t.
- zou aanrichten
- zou aanrichten
- zou aanrichten
- zouden aanrichten
- zouden aanrichten
- zouden aanrichten
diversen
- richt aan!
- richt aan!
- aangericht
- aanrichtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanrichten
Vertaal Matrix voor aanrichten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cause | aanleiding; beweegreden; directe oorzaak; drijfveer; motief; motivatie; oorzaak; reden | |
causing | aanrichten | aanstichting; uitlokking; veroorzaking |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cause | aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken | aandoen; berokkenen; teweegbrengen; veroorzaken; verwekken |
instigate | aandoen; aanrichten; aanstichten; veroorzaken | aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; iemand opstoken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; opzetten; poken |
Wiktionary: aanrichten
aanrichten
Cross Translation:
verb
-
veroorzaken, met name van schade
- aanrichten → cause
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanrichten | → accommodate; adapt; adjust | ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité. |
• aanrichten | → arrange; cope | ↔ arranger — arranger (transitive) (fr) |
• aanrichten | → cause; chat; gossip; cause to take place; hold; organize; provoke; stage; give rise to; pose; result; inflict; wreak | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• aanrichten | → tune; attune; have available; have at one’s disposal; arrange; fix up; array | ↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable. |
• aanrichten | → determine; fix; set; cause; give rise to; result in; decide; persuade; move; induce; inflict; wreak; settle; talk round; bring round; pose; provoke | ↔ déterminer — fixer les limites de, délimiter précisément. |
• aanrichten | → procure; act as agent; act as go-between; purvey; cause; cause to take place; hold; organize; result in; provide; deliver; supply; get | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |