Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
craving
|
aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
|
ademstoot; begeerte; begeren; heftig verlangen; hunkering; lust; smachten; verlangen; wens; wensen; zucht
|
drive
|
aandrift; daadkracht; drift; energie; esprit; fut; instinct; kracht; momentum; puf; werklust
|
aandrijving; autorijden; dagreis; diskettestation; drijfjacht; dynamiek; excursie; gang; heenrit; impuls; inrit; klopjacht; motor; oprijlaan; oprit; prikkel; reis; rijden; rijtochtje; rijtoer; rit; schijfstation; station; stimulans; stuwkracht; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje; voortstuwing
|
energy
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
arbeidskracht; arbeidsvermogen; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
|
gin
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
|
impetus
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
dynamiek; impuls; prikkel; stimulans; stuwkracht; voortstuwing
|
impulse
|
aandrift; drift; instinct
|
aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; impuls; luim; opwekking; opwelling; prikkel; stimulans; stimulering
|
instigation
|
aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
|
aanstoken; instigatie; instigeren; ophitsen; opstoken; opstokerij; opwekken
|
instinct
|
aandrift; drift; instinct; natuurdrift
|
gevoel; instinct; intuïtie
|
jenever
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
jajem; jenever
|
momentum
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
dynamiek; impuls; prikkel; stimulans; stuwkracht; voortstuwing; voortvarendheid
|
natural drive
|
aandrift; instinct; natuurdrift
|
|
natural urge
|
aandrift; instinct; natuurdrift
|
|
soul
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
aard; geaardheid; gemoed; inborst; innerlijk; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; psyche; ziel
|
spirit
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
gedistilleerde drank; gestookte alcohol; innerlijk; psyche; spiritus
|
spunk
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
|
strength
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
dynamiek; energie; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; geweld; kracht; macht; spierkracht; sterke kant; sterke zijde; sterkte; stevigheid; vastberadenheid; vermogen
|
thoroughness
|
aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust
|
betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; doortastendheid; gedegenheid; goede kwaliteit; grondigheid; soliditeit; stevigheid
|
urge
|
aandrift; drift; instinct
|
drift; genoegen; genot; lust; wellust
|
urging
|
aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
|
aanmoediging; aansporen; aansporing; opwekking; steun; stimulans
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
drive
|
|
aan het stuur zitten; aandrijven; aansporen; aanzetten; berijden; een paard mennen; heien; karren; mennen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; rijden; sterk prikkelen; stimuleren; sturen; zenden
|
urge
|
|
aandrijven; aandringen; aanhouden; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; manen; met aandrang herinneren; op iets aandringen; opkrikken; opwekken; prikkelen; provoceren; rappelleren; stimuleren
|
urging
|
|
aandringen
|