Nederlands
Uitgebreide vertaling voor sprenkelen (Nederlands) in het Engels
sprenkelen:
-
sprenkelen (besprenkelen)
Conjugations for sprenkelen:
o.t.t.
- sprenkel
- sprenkelt
- sprenkelt
- sprenkelen
- sprenkelen
- sprenkelen
o.v.t.
- sprenkelde
- sprenkelde
- sprenkelde
- sprenkelden
- sprenkelden
- sprenkelden
v.t.t.
- heb gesprenkeld
- hebt gesprenkeld
- heeft gesprenkeld
- hebben gesprenkeld
- hebben gesprenkeld
- hebben gesprenkeld
v.v.t.
- had gesprenkeld
- had gesprenkeld
- had gesprenkeld
- hadden gesprenkeld
- hadden gesprenkeld
- hadden gesprenkeld
o.t.t.t.
- zal sprenkelen
- zult sprenkelen
- zal sprenkelen
- zullen sprenkelen
- zullen sprenkelen
- zullen sprenkelen
o.v.t.t.
- zou sprenkelen
- zou sprenkelen
- zou sprenkelen
- zouden sprenkelen
- zouden sprenkelen
- zouden sprenkelen
en verder
- ben gesprenkeld
- bent gesprenkeld
- is gesprenkeld
- zijn gesprenkeld
- zijn gesprenkeld
- zijn gesprenkeld
diversen
- sprenkel!
- sprenkelt!
- gesprenkeld
- prenkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor sprenkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sprinkle | besprenkelen; sprenkelen | begieten; besproeien; gieten; rondstrooien; schenken; uitstorten; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; water geven |
strew | besprenkelen; sprenkelen |
Wiktionary: sprenkelen
sprenkelen
verb
-
to sprinkle or spray
-
to cause to fall in fine drops