Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. schofferen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schofferen (Nederlands) in het Engels

schofferen:

schofferen werkwoord (schoffeer, schoffeert, schoffeerde, schoffeerden, geschoffeerd)

  1. schofferen
    to desecrate; to violate
    • desecrate werkwoord (desecrates, desecrated, desecrating)
    • violate werkwoord (violates, violated, violating)

Conjugations for schofferen:

o.t.t.
  1. schoffeer
  2. schoffeert
  3. schoffeert
  4. schofferen
  5. schofferen
  6. schofferen
o.v.t.
  1. schoffeerde
  2. schoffeerde
  3. schoffeerde
  4. schoffeerden
  5. schoffeerden
  6. schoffeerden
v.t.t.
  1. heb geschoffeerd
  2. hebt geschoffeerd
  3. heeft geschoffeerd
  4. hebben geschoffeerd
  5. hebben geschoffeerd
  6. hebben geschoffeerd
v.v.t.
  1. had geschoffeerd
  2. had geschoffeerd
  3. had geschoffeerd
  4. hadden geschoffeerd
  5. hadden geschoffeerd
  6. hadden geschoffeerd
o.t.t.t.
  1. zal schofferen
  2. zult schofferen
  3. zal schofferen
  4. zullen schofferen
  5. zullen schofferen
  6. zullen schofferen
o.v.t.t.
  1. zou schofferen
  2. zou schofferen
  3. zou schofferen
  4. zouden schofferen
  5. zouden schofferen
  6. zouden schofferen
en verder
  1. ben geschoffeerd
  2. bent geschoffeerd
  3. is geschoffeerd
  4. zijn geschoffeerd
  5. zijn geschoffeerd
  6. zijn geschoffeerd
diversen
  1. schoffeer!
  2. schoffeert!
  3. geschoffeerd
  4. schofferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schofferen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desecrate schofferen ontheiligen; ontwijden; schenden
violate schofferen aanvallen; attaqueren; bestormen; misbruiken; misdragen; onteren; ontwijden; overvallen; zich misdragen

Wiktionary: schofferen


Cross Translation:
FromToVia
schofferen offend; insult; hurt verletzen — jemanden psychische Wunden zufügen, kränken