Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- rechtstreeks:
-
Wiktionary:
- rechtstreeks → on air
- rechtstreeks → live, directly
- rechtstreeks → direct, straight, straightforward, erect, square, right-angle, right, faithful, loyal, upright, staunch, true, trusty, right-hand, immediate, instant, instantaneous, outright, prompt, independent
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rechtstreeks (Nederlands) in het Engels
rechtstreeks:
-
rechtstreeks (direct; linea recta; regelrecht)
directly; straight; perpendicular-
directly bijwoord
-
straight bijvoeglijk naamwoord
-
perpendicular bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rechtstreeks:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
straight | pokerterm voor straat; straat | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
perpendicular | direct; linea recta; rechtstreeks; regelrecht | kaarsrecht; lijnrecht; loodrecht; recht; rechtstandig; verticaal |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
directly | direct; linea recta; rechtstreeks; regelrecht | dadelijk; direct; duidelijk; gelijk; meteen; onmiddellijk; recht door zee; regelrecht; terstond |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
straight | direct; linea recta; rechtstreeks; regelrecht | cru; direct; directe; echt; eerlijk; gewoonweg; gulweg; kaarsrecht; klinkklaar; lijnrecht; loodrecht; menens; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; open; openhartig; openlijk; oprecht; puur; recht; rechtdoorzee; rechttoe; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zuiver |
Verwante woorden van "rechtstreeks":
Wiktionary: rechtstreeks
rechtstreeks
Cross Translation:
prepositional ph
-
transmitting live
-
as it happens
-
in a direct manner
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rechtstreeks | → direct; straight; straightforward | ↔ direct — Qui est droit, qui ne taire aucun détour. |
• rechtstreeks | → direct; straight; erect; straightforward; square; right-angle; right; faithful; loyal; upright; staunch; true; trusty; right-hand | ↔ droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la |
• rechtstreeks | → immediate; direct; instant; instantaneous; outright; prompt; independent | ↔ immédiat — Qui agir, qui produire sans intermédiaire. |
Computer vertaling door derden: