Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
-
paswoord:
-
Wiktionary:
paswoord → password - Gebruikers suggesties voor paswoord:
password
-
Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor paswoord (Nederlands) in het Engels
paswoord: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- pas: just; even; only; one minute ago; stride; step; pass; recently; lately; the other day; mountain pass; permit; pass-port; passport; cash card
- woord: speech; word
- passen: fit; match; become; fit in; try on; try; suit; suit one's convenience; count; count out; count off; pay with the exact money; befit; be fit; be right; be suitable; be all right; footsteps; fitting; trying on