Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. opening:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. opening:
  2. open:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opening (Nederlands) in het Engels

opening:

opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de opening (bres; gat)
    the breach
    • breach [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de opening (sleuf; gleuf; kier)
    the slot; the gap; the groove; the trench; the fissure; the notch; the cleft; the split
    • slot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • groove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trench [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • notch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cleft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • split [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de opening (aanvang; begin; start; inzet)
    the beginning; the commencement; the start; the outset; the opening
    • beginning [the ~] zelfstandig naamwoord
    • commencement [the ~] zelfstandig naamwoord
    • start [the ~] zelfstandig naamwoord
    • outset [the ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de opening (inkeping; kloof; reet; )
    the gap; the cavity; the interstice; the cut-away; the opening; the hole; the crevice; the gash; the fissure; the cleft; the cranny; the saving
    • gap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cavity [the ~] zelfstandig naamwoord
    • interstice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cut-away [the ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hole [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crevice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gash [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cleft [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cranny [the ~] zelfstandig naamwoord
    • saving [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. de opening (langwerpige uitholling; gleuf; sleuf)
    the groove; the slit; the ditch; the trench
    • groove [the ~] zelfstandig naamwoord
    • slit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ditch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trench [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. de opening (deuropening)
    the doorway
    • doorway [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. de opening (tussenruimte; kloof; uitsparing; spleet)
    the fissure; the crevice; the opening; the recess; the cranny; the space
    • fissure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crevice [the ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [the ~] zelfstandig naamwoord
    • recess [the ~] zelfstandig naamwoord
    • cranny [the ~] zelfstandig naamwoord
    • space [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor opening:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginning aanvang; begin; inzet; opening; start aanhef; aanheffen; aansnijden; aanvangen; beginne; beginnen; entameren; hoofd; inzetten; titel
breach bres; gat; opening
cavity barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing cariës; compartiment; coupé; hol; holle ruimte; holte; kuil; muurnis; niche; nis; uitholling
cleft barst; gat; gleuf; groef; inkeping; kier; kloof; opening; reet; scheur; sleuf; split; uitsparing bergkloof; bergspleet; kloof; kuiltje; ravijn; rotskloof; rotsspleet; spouw
commencement aanvang; begin; inzet; opening; start
cranny barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; spleet; split; tussenruimte; uitsparing
crevice barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; spleet; split; tussenruimte; uitsparing
cut-away barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
ditch gleuf; langwerpige uitholling; opening; sleuf geul; greppel; sloot; vaargeul
doorway deuropening; opening deur
fissure barst; gat; gleuf; groef; inkeping; kier; kloof; opening; reet; scheur; sleuf; spleet; split; tussenruimte; uitsparing ravijn; rotsspleet; splijting
gap barst; gat; gleuf; groef; inkeping; kier; kloof; opening; reet; scheur; sleuf; split; uitsparing gaping; gebrek; hiaat; interim; lacune; leegte; leemte; manco; onderbreking; tussenpoos; tussentijd; zwakheid
gash barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing hak; houw; houwen; inkeping; inkerving; insnijding; jaap; japen; keep; kerf; slag met een scherp werktuig; snede; sneden; snee
groove gleuf; kier; langwerpige uitholling; opening; sleuf geul; groef; groeve; inkeping; inkerving; keep; kerf; kerfsnede; langwerpige uitholling; vaargeul
hole barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing aars; anus; gaatje; gat; hol; hol van een dier; kuil; leger; lek; lekken; nest; schuilplaats; uitholling; waterlek
interstice barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing
notch gleuf; kier; opening; sleuf inkeping; inkerving; keep; kerf; kerfsnede; soort vink
opening aanvang; barst; begin; gat; groef; inkeping; inzet; kloof; opening; reet; scheur; spleet; split; start; tussenruimte; uitsparing afzetgebied; afzetmarkt; bijt; ontsluiten; ontsluiting; openlegging; openmaken; openstelling; wak
outset aanvang; begin; inzet; opening; start
recess kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; onderbreking; pauze; reces; rustpauze; tussenpoos; verkorting; verpozing
saving barst; gat; groef; inkeping; kloof; opening; reet; scheur; split; uitsparing bekorting; bergen; besnoeiing; besparing; bewaren; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; verkorting
slit gleuf; langwerpige uitholling; opening; sleuf insnijding; split
slot gleuf; kier; opening; sleuf sleuf
space kloof; opening; spleet; tussenruimte; uitsparing Space; afstand; distantie; eindpunt; heelal; luchtruim; periode; ruimte; spatie; termijn; tijdsbestek; tijdsduur; universum; wereldruimte
split gleuf; kier; opening; sleuf afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing; scheur; torn
start aanvang; begin; inzet; opening; start aanzet; initiatief
trench gleuf; kier; langwerpige uitholling; opening; sleuf gekapt pad; greppel; loopgraaf
- gat
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
groove groeven; inkerven; insnijden
notch creneleren; een inkeping maken; in hout schrijven; inkepen; inkerven; insnijden; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven
space spatieren; spatiëren; van spaties voorzien
split afscheiden; afsplitsen; afzonderen; hakken; in stukken hakken; klieven; kloven; loskoppelen; opkrassen; scheiden; separeren; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
start aanbinden; aanbreken; aandoen; aangaan; aanknopen; aanmaken; aanvangen; aanzetten; afreizen; beginnen; een begin nemen; heengaan; inleiden; inluiden; inschakelen; intreden; inzetten; lanceren; omhoogkomen; ondernemen; op de markt brengen; op gang komen; openen; opstarten; opstijgen; opvliegen; starten; uitgeven; van start gaan; van wal gaan; van wal steken; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cleft gespleten; gevorkt
opening inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand
split gespleten; gevorkt

Verwante woorden van "opening":


Synoniemen voor "opening":


Verwante definities voor "opening":

  1. ruimte die niet gevuld is1
    • je neus heeft twee openingen1
  2. handeling waardoor het niet meer gesloten is1
    • de opening van de tentoonstelling1

Wiktionary: opening

opening
noun
  1. een plaats die toegang biedt tot iets dat is afgesloten
  2. het openstellen van iets wat nog niet toegankelijk of in functie was
opening
noun
  1. small opening or space
  2. opening in a solid
  3. hollow in some surface
  4. diameter of the aperture (in the sense above)
  5. something which restricts the diameter of the light path through one plane in an optical system
  6. opening

Cross Translation:
FromToVia
opening gap Lücke — Stelle, an der etwas fehlt, das dort sein sollte
opening breach; gap brèche — Traductions à trier suivant le sens
opening chasm; divide; gulf; ravine; jaws; maw; abyss; mouth; muzzle; tunnel gouffrecavité large et profonde, vide ou remplie d’eau.
opening aperture jour — Percement par lequel la lumière peut pénétrer



Engels

Uitgebreide vertaling voor opening (Engels) in het Nederlands

opening:

opening [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the opening (commencement; beginning; start; outset)
    het begin; de opening; de aanvang; de start; de inzet
    • begin [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanvang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • start [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the opening (cleft; gap; cavity; )
    de kloof; de reet; de uitsparing; de inkeping; het gat; de opening; de scheur; het split; de barst; de groef
    • kloof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • reet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • uitsparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • inkeping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • scheur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • split [het ~] zelfstandig naamwoord
    • barst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • groef [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the opening (cranny; fissure; crevice; recess; space)
    de kloof; de tussenruimte; de uitsparing; de spleet; de opening
    • kloof [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tussenruimte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uitsparing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • spleet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. the opening (disclosure; dilatation)
    de ontsluiting; ontsluiten; de openlegging
  5. the opening
    de openstelling
  6. the opening (hole in the ice)
    het wak; de bijt
    • wak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bijt [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. the opening (unlocking)
    openmaken
  8. the opening (area of distribution; consuming market; market)
    de afzetmarkt; het afzetgebied

opening bijvoeglijk naamwoord

  1. opening (introductory; preliminary; preceding)
    voorafgaand; voorgaand; introducerend; inleidend

Vertaal Matrix voor opening:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvang beginning; commencement; opening; outset; start
afzetgebied area of distribution; consuming market; market; opening
afzetmarkt area of distribution; consuming market; market; opening
barst cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving crack; cracking; crash; flaw
begin beginning; commencement; opening; outset; start
bijt hole in the ice; opening
gat cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving anus; arse; breach; hamlet; hole; leak; leakage
groef cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving furrow; groove
inkeping cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving cartel; carving; cut; gash; groove; incision; indentation; nick; notch; score; slash
inzet beginning; commencement; opening; outset; start ambition; ante; application; assiduousness; cash for playing; dedication; devotion; diligence; effort; exertion; goal; inset; intention; objective; passion; pool; scheme; stakes; target; usage; use; wee-wee
kloof cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; recess; saving; space cleft
ontsluiten dilatation; disclosure; opening
ontsluiting dilatation; disclosure; opening
opening beginning; cavity; cleft; commencement; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; outset; recess; saving; space; start breach; cleft; ditch; doorway; fissure; gap; groove; notch; slit; slot; split; trench
openlegging dilatation; disclosure; opening
openmaken opening; unlocking
openstelling opening
reet cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving
scheur cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving crack; cracking; crash; flaw; rent; rip; split; tear
spleet cranny; crevice; fissure; opening; recess; space
split cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; saving broken stones; calcium; chalk; lime; matter; mortar; plaster; quick lime; rubble; slaked lime; slash; slit; stone-chippings; stone-dust; stuff
start beginning; commencement; opening; outset; start inauguration; launch; opening ceremony
tussenruimte cranny; crevice; fissure; opening; recess; space
uitsparing cavity; cleft; cranny; crevice; cut-away; fissure; gap; gash; hole; interstice; opening; recess; saving; space
wak hole in the ice; opening
- chess opening; curtain raising; first step; gap; hatchway; initiative; opening move; opening night; orifice; porta; possibility; possible action; scuttle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontsluiten open; open up; turn on; unbolt; unlock; unscrew
openmaken open; open up; unlock
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inleidend introductory; opening; preceding; preliminary foregoing; introductory; preceding; prefatory; preliminary; progressing; walking in front
voorafgaand introductory; opening; preceding; preliminary anterior; foregoing; introductory; preceding; prefatory; preliminary; prior; progressing; walking in front
voorgaand introductory; opening; preceding; preliminary foregoing; introductory; preceding; prefatory; preliminary; progressing; walking in front
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- introductory
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
introducerend introductory; opening; preceding; preliminary

Verwante woorden van "opening":


Synoniemen voor "opening":


Antoniemen van "opening":


Verwante definities voor "opening":

  1. first or beginning2
    • the memorable opening bars of Beethoven's Fifth2
    • the play's opening scene2
  2. the first of a series of actions2
  3. the act of opening something2
    • the ray of light revealed his cautious opening of the door2
  4. becoming open or being made open2
    • the opening of his arms was the sign I was waiting for2
  5. a recognized sequence of moves at the beginning of a game of chess2
  6. an entrance equipped with a hatch; especially a passageway between decks of a ship2
  7. a vacant or unobstructed space that is man-made2
    • they left a small opening for the cat at the bottom of the door2
  8. an aperture or hole that opens into a bodily cavity2
  9. a possible alternative2
  10. the initial part of the introduction2
    • the opening established the basic theme2
  11. the first performance (as of a theatrical production)2
    • the opening received good critical reviews2
  12. a ceremony accompanying the start of some enterprise2
  13. an open or empty space in or between things2
    • there was a small opening between the trees2
  14. opportunity especially for employment or promotion2
    • there is an opening in the sales department2

Wiktionary: opening

opening
noun
  1. een plaats die toegang biedt tot iets dat is afgesloten
  2. het openstellen van iets wat nog niet toegankelijk of in functie was

opening vorm van open:

open bijvoeglijk naamwoord

  1. open
    open
    • open bijvoeglijk naamwoord
  2. open (approachable; accessible; amenable; frank)
    toegankelijk; benaderbaar; genaakbaar; open
  3. open (not closed)
    open; niet dicht
  4. open (frank; sincere; straight; )
    oprecht; open; onomwonden; onbewimpeld; ronduit; onverholen; vrij; openhartig; vrijelijk; vrijuit
  5. open (upright; honest; sincere; )
    oprecht; eerlijk; rechtschapen; open
  6. open (straight ahead; frank; straight on)
    frank; open; rechttoe
  7. open (straightforward; straight; freely; frank)
    gulweg
    • gulweg bijvoeglijk naamwoord
  8. open (uncovered; outdoor)
    onoverdekt; onbedekt
  9. open (uncovered; bare)
    onverhuld
  10. open
    – Pertaining to the status assigned to records in the system that are in progress. 3
    open
    • open bijvoeglijk naamwoord

to open werkwoord (opens, opened, opening)

  1. to open (open up; unlock)
    openen; openmaken; opendoen; ontsluiten
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
    • openmaken werkwoord (maak open, maakt open, maakte open, maakten open, opengemaakt)
    • opendoen werkwoord (doe open, doet open, deed open, deden open, opengedaan)
    • ontsluiten werkwoord (ontsluit, ontsloot, ontsloten, ontsloten)
  2. to open (introduce; start)
    openen; inleiden
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
    • inleiden werkwoord (leid in, leidt in, leidde in, leidden in, ingeleid)
  3. to open (turn on; open up; unscrew; unlock)
    openen; ontsluiten; opendraaien
    • openen werkwoord (open, opent, opende, openden, geopend)
    • ontsluiten werkwoord (ontsluit, ontsloot, ontsloten, ontsloten)
    • opendraaien werkwoord (draai open, draait open, draaide open, draaiden open, opengedraaid)
  4. to open
    openslaan
    • openslaan werkwoord (sla open, slaat open, sloeg open, sloegen open, opengeslagen)
  5. to open (herald; ring in; start; begin)
    inluiden; beginnen; starten
    • inluiden werkwoord (luid in, luidt in, luidde in, luidden in, ingeluid)
    • beginnen werkwoord (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
    • starten werkwoord (start, startte, startten, gestart)
  6. to open (unbolt; unlock; open up)
    ontgrendelen; ontsluiten
    • ontgrendelen werkwoord (ontgrendel, ontgrendelt, ontgrendelde, ontgrendelden, ontgrendeld)
    • ontsluiten werkwoord (ontsluit, ontsloot, ontsloten, ontsloten)
  7. to open (unfold)
    openklappen
    • openklappen werkwoord (klap open, klapt open, klapte open, klapten open, opengeklapt)
  8. to open (undo; get undone)
    open krijgen; loskrijgen
  9. to open (commence; begin; start; )
    beginnen; aanbreken; een begin nemen
    • beginnen werkwoord (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
    • aanbreken werkwoord (breek aan, breekt aan, brak aan, braken aan, aangebroken)
    • een begin nemen werkwoord
  10. to open (come open)
    opengaan; losgaan
    • opengaan werkwoord (ga open, gaat open, ging open, gingen open, opengegaan)
    • losgaan werkwoord (ga los, gaat los, ging los, gingen los, losgegaan)
  11. to open (throw open)
    opengooien; openwerpen
    • opengooien werkwoord (gooi open, gooit open, gooide open, gooiden open, opengegooid)
    • openwerpen werkwoord (werp open, werpt open, wierp open, wierpen open, opengeworpen)

Conjugations for open:

present
  1. open
  2. open
  3. opens
  4. open
  5. open
  6. open
simple past
  1. opened
  2. opened
  3. opened
  4. opened
  5. opened
  6. opened
present perfect
  1. have opened
  2. have opened
  3. has opened
  4. have opened
  5. have opened
  6. have opened
past continuous
  1. was opening
  2. were opening
  3. was opening
  4. were opening
  5. were opening
  6. were opening
future
  1. shall open
  2. will open
  3. will open
  4. shall open
  5. will open
  6. will open
continuous present
  1. am opening
  2. are opening
  3. is opening
  4. are opening
  5. are opening
  6. are opening
subjunctive
  1. be opened
  2. be opened
  3. be opened
  4. be opened
  5. be opened
  6. be opened
diverse
  1. open!
  2. let's open!
  3. opened
  4. opening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

open [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the open
    vrije ruimten

Vertaal Matrix voor open:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beginnen beginning; commencing; starting
frank franc
ontsluiten dilatation; disclosure; opening
opendoen opening up
openmaken opening; unlocking
vrije ruimten open
- clear; open air; out-of-doors; outdoors; surface
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbreken be off; begin; break into; commence; get under way; open; start; take off
beginnen be off; begin; break into; commence; get under way; herald; open; ring in; start; take off be off; begin; commence; enter into; get under way; set in; set in motion; set up; start; start to; strike up; take off; take on; undertake
een begin nemen be off; begin; break into; commence; get under way; open; start; take off
inleiden introduce; open; start
inluiden begin; herald; open; ring in; start
losgaan come open; open become loose; come off; get loose; give way; loosen
loskrijgen get undone; open; undo get undone; loosen; pull out; release; set free; unlace; unpick; untie; work loose
ontgrendelen open; open up; unbolt; unlock unlock
ontsluiten open; open up; turn on; unbolt; unlock; unscrew
open krijgen get undone; open; undo
opendoen open; open up; unlock
opendraaien open; open up; turn on; unlock; unscrew
openen introduce; open; open up; start; turn on; unlock; unscrew add; add on to; bring up; broach; broach a subject; build out; cut into; expand; extend; make public; publish; put forward; put on the table; release; swell; uncover; widen
opengaan come open; open
opengooien open; throw open
openklappen open; unfold
openmaken open; open up; unlock
openslaan open
openwerpen open; throw open
starten begin; herald; open; ring in; start begin; bring up; broach; broach a subject; commence; connect; cut into; light; put forward; put on; put on the table; set in motion; set up; start; start to; strike up; switch on; take off; take on; turn on; undertake
- afford; give; open up; spread; spread out; unfold
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
benaderbaar accessible; amenable; approachable; frank; open approachable; complaisant; forward; graciously; obliging; pliable; pliant; responsive
eerlijk fair; frank; honest; open; sincere; true; upright fair; genuine; honest; honorable; honourable; just; right; right-minded; righteous; serious; sincere; sporting; straight; true-hearted; upright
frank frank; open; straight ahead; straight on
onbedekt open; outdoor; uncovered found; uncovered
onbewimpeld fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward blunt; forthright; frank; frankly; genially; openly; outright; outspoken; plain; plain-spoken; straight
onomwonden fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward blunt; crude; explicit; forthright; frank; frankly; genially; openly; outright; outspoken; overt; plain; plain-spoken; square; straight; straightforward
onoverdekt open; outdoor; uncovered
onverholen fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward blunt; crude; explicit; forthright; frank; frankly; genially; openly; outright; outspoken; overt; plain; plain-spoken; square; straight; straightforward; unconcealed
onverhuld bare; open; uncovered
open accessible; amenable; approachable; fair; frank; honest; not closed; open; plain; sincere; straight; straight ahead; straight on; straightforward; true; upright
openhartig fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward blunt; fair; forthright; frank; frankly; genially; honest; openly; outright; outspoken; plain; plain-spoken; straight
oprecht fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward; true; upright fair; genuine; heartfelt; honest; serious; sincere; straight; upright
rechtschapen fair; frank; honest; open; sincere; true; upright honest; honorable; honourable; incorruptible; just; right-minded; righteous; sincere; true-hearted; undiscussed; upright
toegankelijk accessible; amenable; approachable; frank; open accessible; achievable; approachable; complaisant; driveable; forward; graciously; obliging; pliable; pliant; realizable; responsive; within reach
vrij fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward at liberty; blank; clear; free; freely; roguish; sly; undisciplined; unfettered; ungovernable; unmanageable; unmarked; unrestrained; unruly
- assailable; candid; capable; clear; exposed; heart-to-heart; loose; opened; overt; receptive; subject; undecided; undefendable; undefended; undetermined; unfastened; unresolved
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rechttoe frank; open; straight ahead; straight on absolute; downright; straight
ronduit fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward blatant; blunt; bluntly; certain; certainly; clean; direct; downright; forthright; frank; frankly; frontal; genially; genuine; honest; of course; openly; outright; outspoken; plain; plain-spoken; positive; positively; readily; serious; sheer; straight; sure; sure and certain; undoubted
vrijelijk fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward
vrijuit fair; frank; honest; open; plain; sincere; straight; straightforward freely; undisturbed; unhindered; uninterrupted
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- ripped open
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
genaakbaar accessible; amenable; approachable; frank; open approachable; complaisant; forward; graciously; obliging; pliable; pliant; responsive
gulweg frank; freely; open; straight; straightforward
niet dicht not closed; open

Verwante woorden van "open":


Synoniemen voor "open":


Antoniemen van "open":


Verwante definities voor "open":

  1. ready for business2
    • the stores are open2
  2. not having been filled2
    • the job is still open2
  3. openly straightforward and direct without reserve or secretiveness2
    • an open and trusting nature2
  4. without undue constriction as from e.g. tenseness or inhibition2
    • the clarity and resonance of an open tone2
    • her natural and open response2
  5. affording free passage or view2
    • open waters2
    • the open countryside2
  6. affording unobstructed entrance and exit; not shut or closed2
    • an open door2
    • they left the door open2
  7. affording free passage or access2
    • open drains2
    • the road is open to traffic2
    • open ranks2
  8. used of mouth or eyes2
    • keep your eyes open2
  9. having no protecting cover or enclosure2
    • an open boat2
    • an open fire2
    • open sports cars2
  10. (set theory) of an interval that contains neither of its endpoints2
  11. open and observable; not secret or hidden2
    • open ballots2
  12. open to or in view of all2
    • an open protest2
    • an open letter to the editor2
  13. with no protection or shield2
    • open to the weather2
    • an open wound2
  14. ready or willing to receive favorably2
  15. accessible to all2
    • open season2
    • an open economy2
  16. not sealed or having been unsealed2
    • the letter was already open2
  17. not brought to a conclusion; subject to further thought2
    • an open question2
  18. (of textures) full of small openings or gaps2
    • an open texture2
  19. possibly accepting or permitting2
    • open to interpretation2
    • an issue open to question2
  20. not requiring union membership2
    • an open shop employs nonunion workers2
  21. not defended or capable of being defended2
    • an open city2
    • open to attack2
  22. information that has become public2
    • all the reports were out in the open2
  23. a tournament in which both professionals and amateurs may play2
  24. where the air is unconfined2
    • camping in the open2
  25. a clear or unobstructed space or expanse of land or water2
    • finally broke out of the forest into the open2
  26. make available2
    • This opens up new possibilities2
  27. become available2
    • an opportunity opened up2
  28. make the opening move2
    • Kasparov opened with a standard opening2
  29. cause to open or to become open2
    • Mary opened the car door2
  30. become open2
    • The door opened2
  31. spread out or open from a closed or folded state2
    • open the map2
  32. display the contents of a file or start an application as on a computer2
  33. afford access to2
    • the door opens to the patio2
  34. begin or set in action, of meetings, speeches, recitals, etc.2
    • He opened the meeting with a long speech2
  35. start to operate or function or cause to start operating or functioning2
    • open a business2
  36. have an opening or passage or outlet2
    • The bedrooms open into the hall2
  37. Pertaining to the status assigned to records in the system that are in progress.3

Wiktionary: open

open
verb
  1. to begin conducting business
  2. to become open
  3. to make accessible to customers
  4. to bring up (a topic)
  5. to make something accessible
adjective
  1. public
  2. receptive
  3. prepared to conduct business
  4. not closed
open
verb
  1. laten beginnen, in bedrijf brengen
  2. ontsluiten, openmaken wat afsluit of wat gesloten is
  3. openstellen, toegankelijk maken
  4. (informatica) een bestand inladen
  5. zich openen

Cross Translation:
FromToVia
open open aufundeklinierbar: umgangssprachlich für „offen“
open opendoen; openen; openmaken aufmachenöffnen
open openen öffnen — etwas aufmachen; offen machen
open abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
open abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; slobberig; breed; omvangrijk; veelomvattend large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
open vrij; los; onbelemmerd; onbezet; open; vlot; vrijgesteld libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.
open open ouvert — Qui n’est pas fermé.
open vol plein — Qui contient tout ce qu’il est capable de contenir ; il est opposé à vide. (Sens général).
open breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; omvangrijk; veelomvattend étendugrand, large, vaste.

Verwante vertalingen van opening