Niveau: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

niveau:
- level; distinction; reputation; rank; standing; renown; dimension level
Wiktionary:
- niveau → level
- niveau → plane, plain, mediocre, level

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor niveau (Nederlands) in het Engels

het niveau (plan; laag; peil; stand)
the level
- level [the ~] zelfstandig naamwoord
het niveau (aanzien; achting)
the distinction; the reputation; the rank; the standing; the renown
- distinction [the ~] zelfstandig naamwoord
- reputation [the ~] zelfstandig naamwoord
- rank [the ~] zelfstandig naamwoord
- standing [the ~] zelfstandig naamwoord
- renown [the ~] zelfstandig naamwoord
het niveau (dimensieniveau)
the level; the dimension level
– The name of a set of members in a dimension hierarchy such that all members of the set are at the same distance from the root of the hierarchy. For example, a time hierarchy may contain the levels Year, Month, and Day. ¹
- level [the ~] zelfstandig naamwoord
- dimension level [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dimension level	dimensieniveau; niveau
distinction	aanzien; achting; niveau	deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; voornaamheid; welgemanierdheid
level	dimensieniveau; graad; laag; niveau; peil; plan; stand	afgraven; afgraving; echelon; etage; gehalte; geleding; graad; gradatie; laag; mate; verdieping; vlak; vlak maken; waterpas; woonlaag
rank	aanzien; achting; niveau	gelid; hiërarchie; rang; rangorde; rij; rij manschappen; volgorde
renown	aanzien; achting; niveau	in de mode zijn; populariteit
reputation	aanzien; achting; niveau	bekendheid; faam; naam; reputatie; roep
standing	aanzien; achting; niveau
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
level		afplatten; effenen; gelijk trekken; gelijkmaken; nivelleren; platmaken; vereffenen; verrekenen; vlak maken
rank		classificeren; in het gelid stellen; rangschikken
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
level		effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit; waterpas
rank		godgeklaagd; hemeltergend; ranzig; schandaleus; ten hemel schreiend; zeer ergerlijk
standing		overeind; rechtop; staand; stilstaand

niveau

noun

niveau

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• niveau	→ plane; plain	↔ Ebene — Geographie: lang ausgestreckte, flache, hügelfreie Landschaft unabhängig von ihrer Höhe über dem Meer
• niveau	→ mediocre	↔ niveaulos — kein Niveau habend; keine geistige Höhe aufweisend
• niveau	→ level	↔ niveau — Outil servant à vérifier la planéité d’une surface