Nederlands

Uitgebreide vertaling voor item (Nederlands) in het Engels

item:

item [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het item (voorwerp; goed; artikel; )
    the article
    – one of a class of artifacts 1
    • article [the ~] zelfstandig naamwoord
      • an article of clothing1
    the good; the object; the item; the matter; the thing; the gadget
    • good [the ~] zelfstandig naamwoord
    • object [the ~] zelfstandig naamwoord
    • item [the ~] zelfstandig naamwoord
    • matter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • thing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gadget [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het item (artikel)
    the item
    – A product or service that a company buys from a vendor and/or sells to a customer. 2
    • item [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. het item (Outlook-item)
    the item; the Outlook item
    – The basic element that holds information in Outlook (similar to a file in other programs). Items include e-mail messages, appointments, contacts, tasks, journal entries, notes, posted items, and documents. 2
  4. het item
    the item
    – A unit of data or metadata that is being synchronized. A typical item of data might be a file or record, whereas a typical item of metadata might be a knowledge item. 2
    • item [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. het item
    the item
    – A unique element of data within a field. 2
    • item [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor item:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Outlook item Outlook-item; item
article artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak artikel; bericht; handelsartikel; handelsproduct; lidwoord; publicatie; stuk
gadget artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak gadget; hebbeding; modeartikel; nieuwtje; snufje; snuisterij
good artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak product
item Outlook-item; artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak onderwerp; subject; thema; thema van een boek
matter artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak aangelegenheid; affaire; bik; feit; gebeurtenis; geval; gruis; incident; kwestie; macadam; materie; metselspecie; mortel; probleem; puin; split; steengruis; steenslag; stof; substantie; voorval; vraagstuk; zaak
object artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak doel; doelwit; mikpunt; object
thing artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
matter afzetten; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten
object eisen; in tegenspraak zijn met; protesteren; reclameren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
good aangenaam; akkoord; behaaglijk; bekwaam; braaf; capabel; competent; deskundig; deugdzaam; fijn; geschikt; in orde; leuk; lief; mee eens; oordeelkundig; plezant; plezierig; prettig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig; voorbeeldig; zoet

Verwante woorden van "item":

  • items, itempje, itempjes

Wiktionary: item


Cross Translation:
FromToVia
item detail; retail détailchacun des parties qui concourent à la composition et à la formation d’un ensemble.



Engels

Uitgebreide vertaling voor item (Engels) in het Nederlands

item:

item [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the item (article; good; object; )
    het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • artikel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ding [het ~] zelfstandig naamwoord
    • object [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the item (theme; subject; subject matter; principal theme; topic)
    het subject; het thema; thema van een boek; het onderwerp
  3. the item
    – A product or service that a company buys from a vendor and/or sells to a customer. 2
    het artikel; het item
    • artikel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the item (Outlook item)
    – The basic element that holds information in Outlook (similar to a file in other programs). Items include e-mail messages, appointments, contacts, tasks, journal entries, notes, posted items, and documents. 2
    het item; Outlook-item
  5. the item
    – A unit of data or metadata that is being synchronized. A typical item of data might be a file or record, whereas a typical item of metadata might be a knowledge item. 2
    het item
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. the item
    – A unique element of data within a field. 2
    het item
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor item:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artikel article; gadget; good; item; matter; object; thing article; clause; column; newspaper column; piece; proviso; publication; section of the law; stipulation
ding article; gadget; good; item; matter; object; thing
goed article; gadget; good; item; matter; object; thing cloth; clothes; clothing material; things; washing
item Outlook item; article; gadget; good; item; matter; object; thing
object article; gadget; good; item; matter; object; thing object
onderwerp item; principal theme; subject; subject matter; theme; topic principal theme; subject; topic
subject item; principal theme; subject; subject matter; theme; topic
thema item; principal theme; subject; subject matter; theme; topic attitude; position; principal theme; stand; topic
thema van een boek item; principal theme; subject; subject matter; theme; topic
voorwerp article; gadget; good; item; matter; object; thing
zaak article; gadget; good; item; matter; object; thing affair; bargain; business; business enterprise; case; commercial enterprise; company; concern; deal; employment; enterprise; firm; industry; issue; matter; occupation; point of discussion; question; shop; transaction
- detail; particular; point; token
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goed accurate; correct; precise; right
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Outlook-item Outlook item; item
thema desktop theme; scene; theme
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- item in a programme

Verwante woorden van "item":


Synoniemen voor "item":


Verwante definities voor "item":

  1. (used when listing or enumerating items) also1
    • a length of chain, item a hook1
  2. a whole individual unit; especially when included in a list or collection1
    • they reduced the price on many items1
  3. an isolated fact that is considered separately from the whole1
  4. a distinct part that can be specified separately in a group of things that could be enumerated on a list1
    • he noticed an item in the New York Times1
    • she had several items on her shopping list1
  5. an individual instance of a type of symbol1
  6. a small part that can be considered separately from the whole1
  7. A product or service that a company buys from a vendor and/or sells to a customer.2
  8. The basic element that holds information in Outlook (similar to a file in other programs). Items include e-mail messages, appointments, contacts, tasks, journal entries, notes, posted items, and documents.2
  9. A unit of data or metadata that is being synchronized. A typical item of data might be a file or record, whereas a typical item of metadata might be a knowledge item.2
  10. A unique element of data within a field.2

Wiktionary: item

item
noun
  1. matter for discussion in an agenda
  2. informal: two people who are having a relationship with each other
  3. distinct physical object

Cross Translation:
FromToVia
item ook auch — und ferner
item ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste produitrésultat créatif de l’activité humaine.

Verwante vertalingen van item