Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gift (Nederlands) in het Engels

gift:

gift [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de gift (donatie; schenking)
    the donation
    • donation [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gift:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
donation donatie; gift; schenking

Verwante woorden van "gift":


Wiktionary: gift

gift
noun
  1. geld of een voorwerp dat gegeven wordt en waarvoor men niets terug verlangt
gift
noun
  1. the gifts or money given in such a way
  2. Something given to another voluntarily, without charge
  3. something with which a person or thing is endowed
  4. a gift; a benefaction; a grant; a present

Cross Translation:
FromToVia
gift gift; present Geschenk — Übertragung des Eigentums an einer Sache ohne Erwartung einer Gegenleistung
gift gift; present Geschenk — die in Form eines Geschenkes[1] überlassene Sache (oft liebevoll verpackt)
gift present; gift; donation cadeauprésent, objet que l’on offrir à quelqu’un sans rien attendre en retour, dans l'intention de le surprendre ou de lui être agréable.
gift venom; poison veninpoison produit, chez certains animaux, par sécrétion, et qui, introduire dans le sang d’un autre animal ou d’un homme par une morsure ou une piqûre, amène de graves désordres et même la mort.



Engels

Uitgebreide vertaling voor gift (Engels) in het Nederlands

gift:

gift [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the gift (present; offering)
    het cadeau; de geschenk; kado; de aardigheid; het presentje; het present
    • cadeau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • geschenk [de ~] zelfstandig naamwoord
    • kado [znw.] zelfstandig naamwoord
    • aardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • presentje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • present [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. the gift (talent; capacity; ingenuity; )
    de capaciteit; de bekwaamheid; het talent; de aanleg; de gave; de kundigheid; de knobbel; de begaafdheid; de scherpzinnigheid; het vernuft
  3. the gift (birthday present)
    het verjaardagscadeau; het presentje
  4. the gift
    de schenking

gift werkwoord

  1. gift (endow; present)
    beschenken; begiftigen; bedelen
    • beschenken werkwoord (beschenk, beschenkt, beschonk, beschonken, beschonken)
    • begiftigen werkwoord (begiftig, begiftigt, begiftigde, begiftigden, begiftigd)
    • bedelen werkwoord (bedel, bedelt, bedelde, bedelden, gebedeld)

Vertaal Matrix voor gift:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleg ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
aardigheid gift; offering; present amiability; banter; delight; friendliness; fun; geniality; goodwill; heartiness; joke; joy; kindness; little gift; little present; pleasure; prank
bedelen begging; cadging
begaafdheid ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
bekwaamheid ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent ability; adroitness; capability; capacity; dexterity; knack; quality; skill
cadeau gift; offering; present
capaciteit ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent ability; capability; capacity; carrying capacity; loading capacity; potential; power; quality; volume
gave ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
geschenk gift; offering; present
kado gift; offering; present
knobbel ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent growth; hump; knob; lump; swelling; tumor; tumour
kundigheid ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent ability; skill
present gift; offering; present
presentje birthday present; gift; offering; present little present; little something; present
schenking gift donation
scherpzinnigheid ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent acumen; acuteness; discernment; keen perception; sagacity; sharp-mindedness; sharpness; shrewdness; slyness
talent ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent
verjaardagscadeau birthday present; gift birthday gift; birthday present
vernuft ability; aptitude; capacity; gift; ingenuity; natural ability; talent brainpower; brilliance; genius; ingenuity; intellect; intelligence; inventiveness; mental capacity; resourcefulness; sense; thought; understanding
- endowment; giving; natural endowment; talent
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedelen endow; gift; present beg
begiftigen endow; gift; present
beschenken endow; gift; present
- empower; endow; endue; give; indue; invest; present
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- present

Verwante woorden van "gift":


Synoniemen voor "gift":


Verwante definities voor "gift":

  1. the act of giving1
  2. natural abilities or qualities1
  3. something acquired without compensation1
  4. give as a present; make a gift of1
  5. give qualities or abilities to1

Wiktionary: gift

gift
verb
  1. (transitive) To give as a gift
noun
  1. A talent or natural ability
  2. Something given to another voluntarily, without charge
gift
noun
  1. een bijzondere aanleg, een gave
  2. een bijzondere aanleg
  3. geld of een voorwerp dat gegeven wordt en waarvoor men niets terug verlangt
  4. iets dat men iemand geeft, meestal ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis

Cross Translation:
FromToVia
gift geschenk; cadeau; gift Geschenk — Übertragung des Eigentums an einer Sache ohne Erwartung einer Gegenleistung
gift geschenk; gift; cadeau Geschenk — die in Form eines Geschenkes[1] überlassene Sache (oft liebevoll verpackt)
gift cadeau; donatie; schenking; geschenk; gift cadeauprésent, objet que l’on offrir à quelqu’un sans rien attendre en retour, dans l'intention de le surprendre ou de lui être agréable.
gift sierlijkheid; begunstiging; genadigheid; gunst grâce — Ce qui plaît dans les attitudes, les manières, les discours. Un certain agrément, un certain charme indéfinissable.

Verwante vertalingen van gift