Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. façade:
  2. Wiktionary:
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. façade:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor façade (Nederlands) in het Engels

façade:

façade [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de façade (dekmantel; schijn; voorkomen; masker)
    the disguise; the façade
    • disguise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • façade [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de façade (uiterlijke schijn)
    the pretence; the sham; the pretense
    • pretence [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • sham [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pretense [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  3. de façade (pui; voorgevel; front; voorkant; gevel)
    the façade; the housefront; the front
    • façade [the ~] zelfstandig naamwoord
    • housefront [the ~] zelfstandig naamwoord
    • front [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de façade (schijnvertoning)
    the sham; the farce; the make-believe
    • sham [the ~] zelfstandig naamwoord
    • farce [the ~] zelfstandig naamwoord
    • make-believe [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. de façade (vooraanzicht; voorkant; front)
    the front view; the frontal view

Vertaal Matrix voor façade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disguise dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen verkleding; vermomming
farce façade; schijnvertoning dwaze vertoning; farce; klucht; koddig verhaal
façade dekmantel; façade; front; gevel; masker; pui; schijn; voorgevel; voorkant; voorkomen
front façade; front; gevel; pui; voorgevel; voorkant aangezicht; dekmantel; front; frontlijn; gevechtslinie; vooreind; vooreinde; voorkant; voorkanten; voorste gedeelte; voorzijde; vuurlijn
front view façade; front; vooraanzicht; voorkant vooraanzicht
frontal view façade; front; vooraanzicht; voorkant frontaanzicht
housefront façade; front; gevel; pui; voorgevel; voorkant
make-believe façade; schijnvertoning
pretence façade; uiterlijke schijn geaffekteerdheid; gekunsteldheid; gemaaktheid; illusie; schijn; voorwending
pretense façade; uiterlijke schijn geaffekteerdheid; gekunsteldheid; gemaaktheid; illusie; schijn; voorwending
sham façade; schijnvertoning; uiterlijke schijn draaier; excuus; glitter; klatergoud; smoes; uitvlucht; veinzer; voorwending; voorwendsel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
disguise achterhouden; bemantelen; camoufleren; in omgeving op laten gaan; verbergen; verbloemen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verkleden; vermommen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
sham beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sham bedriegelijk; gefingeerd; gelogen; nagemaakt; onecht; onwaar; vals

Verwante woorden van "façade":

  • façaden, façades

Wiktionary: façade

façade
noun
  1. de zichtbare buitenmuur van een gebouw, specifiek die aan de voorkant
façade
noun
  1. public face of covert organisation
  2. face of a building
  3. deceptive outward appearance

Cross Translation:
FromToVia
façade front; façade Fassade — Vorderansicht eines Gebäudes
façade façade; facade façade — (architecture) Un des côtés d’un bâtiment, d’un édifice, lorsqu’il se présente au spectateur.



Engels

Uitgebreide vertaling voor façade (Engels) in het Nederlands

facade:


Vertaal Matrix voor facade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- frontage; frontal; window dressing

Synoniemen voor "facade":


Verwante definities voor "facade":

  1. the face or front of a building1
  2. a showy misrepresentation intended to conceal something unpleasant1

Wiktionary: facade

facade
noun
  1. de zichtbare buitenmuur van een gebouw, specifiek die aan de voorkant

Cross Translation:
FromToVia
facade gevel; façade façade — (architecture) Un des côtés d’un bâtiment, d’un édifice, lorsqu’il se présente au spectateur.

façade:

façade [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the façade (housefront; front)
    de voorgevel; de façade; het front; de voorkant; de gevel; de pui
    • voorgevel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • façade [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • front [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorkant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gevel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pui [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the façade (disguise)
    de façade; de schijn; de dekmantel; het voorkomen; het masker
    • façade [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • dekmantel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorkomen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • masker [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor façade:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dekmantel disguise; façade cloak; cover; front
façade disguise; façade; front; housefront farce; front view; frontal view; make-believe; pretence; pretense; sham
front façade; front; housefront extent of front; face; front; front side; front view; frontage; frontal view; frontline
gevel façade; front; housefront face; front wall; frontage
masker disguise; façade mask
pui façade; front; housefront face; frontage
schijn disguise; façade flash; flicker; flickering; gleam; glimmer; glint; glittering; glow; guise; illusion; light signal; pretence; pretense; pretext; radiance; shine; sparkle
voorgevel façade; front; housefront face; frontage
voorkant façade; front; housefront face; front; front side; front view; frontal view
voorkomen disguise; façade appearance; exterior; look; looks
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorkomen happen; meet with objections; occur; pass; take place
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorkomen keep from; obstruct; prevent

Wiktionary: façade

façade
noun
  1. face of a building
  2. deceptive outward appearance
façade
noun
  1. buitenmuur van een gebouw
  2. gevel aan de voorkant

Cross Translation:
FromToVia
façade façade Fassade — Vorderansicht eines Gebäudes
façade gevel; façade façade — (architecture) Un des côtés d’un bâtiment, d’un édifice, lorsqu’il se présente au spectateur.