Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. afgrendelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afgrendelen (Nederlands) in het Engels

afgrendelen:

afgrendelen werkwoord (grendel af, grendelt af, grendelde af, grendelden af, afgegrendeld)

  1. afgrendelen (afschermen)
    close off; to shut out; to bar
    • close off werkwoord
    • shut out werkwoord (shuts out, shut out, shutting out)
    • bar werkwoord (bars, barred, barring)
  2. afgrendelen (vergrendelen; locken; afsluiten; )
    to lock
    • lock werkwoord (locks, locked, locking)

Conjugations for afgrendelen:

o.t.t.
  1. grendel af
  2. grendelt af
  3. grendelt af
  4. grendelen af
  5. grendelen af
  6. grendelen af
o.v.t.
  1. grendelde af
  2. grendelde af
  3. grendelde af
  4. grendelden af
  5. grendelden af
  6. grendelden af
v.t.t.
  1. heb afgegrendeld
  2. hebt afgegrendeld
  3. heeft afgegrendeld
  4. hebben afgegrendeld
  5. hebben afgegrendeld
  6. hebben afgegrendeld
v.v.t.
  1. had afgegrendeld
  2. had afgegrendeld
  3. had afgegrendeld
  4. hadden afgegrendeld
  5. hadden afgegrendeld
  6. hadden afgegrendeld
o.t.t.t.
  1. zal afgrendelen
  2. zult afgrendelen
  3. zal afgrendelen
  4. zullen afgrendelen
  5. zullen afgrendelen
  6. zullen afgrendelen
o.v.t.t.
  1. zou afgrendelen
  2. zou afgrendelen
  3. zou afgrendelen
  4. zouden afgrendelen
  5. zouden afgrendelen
  6. zouden afgrendelen
diversen
  1. grendel af!
  2. grendelt af!
  3. afgegrendeld
  4. afgrendelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afgrendelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afgrendelen
    the sealing off

Vertaal Matrix voor afgrendelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar bar; baton; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kroeg; kruishout; lokaliteit; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spijl; spon; staaf; staf; stang; stijl; stok; tablet; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; tralie; versperring
lock deurslot; geheel van sluizen; haarkuif; klamp; koeklauw; krul; krullende haarlok; krulletje; kuif; sas; schutsluisje; slot; sluis; sluiswerk; sluiswerken; verlaat
sealing off afgrendelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar afgrendelen; afschermen barricaderen; traliën; versperren
close off afgrendelen; afschermen
lock afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen aandraaien; afsluiten; dichtdoen; door draaien vastmaken; schutten; vergrendelen
shut out afgrendelen; afschermen buitensluiten; uitsluiten

Wiktionary: afgrendelen


Cross Translation:
FromToVia
afgrendelen bolt; fasten; lock verrouillerfermer au verrou.