Nederlands
Uitgebreide vertaling voor actief (Nederlands) in het Engels
actief:
-
actief (arbeidend; bedrijvig; werkzaam; arbeidzaam; werkend; bezig)
active; operative; working; laborious; actively; at work; hard-working; industriously; industrious-
active bijvoeglijk naamwoord
-
operative bijvoeglijk naamwoord
-
working bijvoeglijk naamwoord
-
laborious bijvoeglijk naamwoord
-
actively bijwoord
-
at work bijvoeglijk naamwoord
-
hard-working bijvoeglijk naamwoord
-
industriously bijwoord
-
industrious bijvoeglijk naamwoord
-
-
actief (bedrijvig; bezig; druk)
busy; active; humming; operative; busily; hard-working; actively; working; industrious; industriously-
busy bijvoeglijk naamwoord
-
active bijvoeglijk naamwoord
-
humming bijvoeglijk naamwoord
-
operative bijvoeglijk naamwoord
-
busily bijwoord
-
hard-working bijvoeglijk naamwoord
-
actively bijwoord
-
working bijvoeglijk naamwoord
-
industrious bijvoeglijk naamwoord
-
industriously bijwoord
-
-
actief (nijver; bedrijvig; bezig)
active; hard-working; industrious-
active bijvoeglijk naamwoord
-
hard-working bijvoeglijk naamwoord
-
industrious bijvoeglijk naamwoord
-
-
actief (beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig)
-
actief
Vertaal Matrix voor actief:
Verwante woorden van "actief":
Wiktionary: actief
actief
Cross Translation:
adjective
actief
-
met iets bezig zijnde
- actief → active
adjective
-
in the state of being active, functioning or operating
-
having the quality or power of acting
-
The state or quality of being active; nimbleness; agility; vigorous action or operation; energy; active force
-
the form in which the subject of a verb carries out some action
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• actief | → active | ↔ aktiv — umgangssprachlich: in einer bestimmten Hinsicht tätig, engagiert |
• actief | → active | ↔ aktiv — Physik: aktives Material: radioaktive Strahlen aussendend |
• actief | → active; alert; brisk; keen; adroit; lively; sprightly; spirited; vigorous; perky; spry; in action; assets | ↔ actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir. |
• actief | → agitated; active; forceful; effective; in action | ↔ agissant — Qui agir, qui se donner beaucoup de mouvement. |
• actief | → actual; effective; real; in action; active | ↔ effectif — Qui est réellement et de fait, qui produit un résultat réel. |
• actief | → energetic; active; in action | ↔ énergique — Qui a de l’énergie. |