Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wekelijks (Nederlands) in het Engels
wekelijks:
-
wekelijks
hebdomadal; weekly; per week; every week; once a week; each week-
hebdomadal bijvoeglijk naamwoord
-
weekly bijvoeglijk naamwoord
-
per week bijvoeglijk naamwoord
-
every week bijwoord
-
once a week bijvoeglijk naamwoord
-
each week bijwoord
-
Vertaal Matrix voor wekelijks:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
weekly | bericht; blad; maandblad; magazine; periodiek; tijdschrift; tijdspiegel; weekblad | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hebdomadal | wekelijks | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
each week | wekelijks | |
every week | wekelijks | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
once a week | wekelijks | |
per week | wekelijks | |
weekly | wekelijks |
Verwante woorden van "wekelijks":
Wiktionary: wekelijks
wekelijks
wekelijks
Cross Translation:
adverb
adjective
-
of or relating to a week
-
happening once a week or every week
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wekelijks | → weekly | ↔ hebdomadaire — Qui revient, qui paraît chaque semaine. |
• wekelijks | → weekly | ↔ hebdomadaire — Publication hebdomadaire. |